Zijn afstammelingen van slaven stoer of zielig? Activisten zitten er maar mee.

comedy-is-hate-speech
Titania McGrath, hilarisch ‘woke’-bedenksel van Andrew Doyle, demonstreert tegen ‘comedy’.

Filmmakers, opgelet. Maak je vrouwelijke personages krachtig zodat het publiek een positief beeld van ze krijgt. En beeld ze tegelijk zwak en hulpbehoevend af opdat we inzien hoezeer de maatschappij hen onderdrukt. Het is onmogelijk om beide adviezen ter harte te nemen en dat is precies de grap.

Deze dubbelhartige raad komt van Titania McGrath. Ontzettend correct en ontzettend nep: ze is het bedenksel van Andrew Doyle. Anderen schrijven dikke studies met lange notenapparaten over de oprukkende ‘wokeness’, maar deze Britse komiek kwam met de satire Woke (2019): een gids voor sociale rechtvaardigheid met 150 pagina’s op hol geslagen politieke correctheid.

Satire biedt een overdrijving van de realiteit. Sommige facetten worden uitvergroot en komen daardoor des te scherper in beeld. Zo kost het ons weinig moeite om hedendaagse discussies te herkennen in de militante betogen van McGrath, die zichzelf zowel een ‘healer’ als ‘radical intersectionalist poet’ noemt. Draai de volumeknop terug van tien naar vijf, zes en zie… daar verschijnt de actualiteit.

Empowerment per museum

Levensechte pleitbezorgers van diversiteit en identiteitsdenkers weten de Catch-22 evenmin te vermijden. We zien het meest verhitte debat van dit moment, over ons slavernijverleden, heen en weer schieten tussen twee polen. Men schippert tussen stoer en zielig.

Het recente Verkenningsrapport voor een Nationaal Trans-Atlantisch Slavernijmuseum (NTASM) in Amsterdam, in opdracht van de Gemeente Amsterdam, kiest voor stoer. Een breuk met de geschiedschrijving dient het te bouwen museum zijn. ‘Hier worden ook beelden en verhalen van slachtofferschap vervangen door beelden en verhalen van (veer)kracht, dynamiek, strijd en culturele en intellectuele eigenheid.’

Waarin is die kracht gelegen? Echt concreet willen de samenstellers van het rapport niet worden, ze suggereren in plaats van te argumenteren. Afrikaanse voorouders ‘en hun nazaten hebben een aantal samenlevingen in de Amerika’s opgebouwd,’ benadrukken ze. Ook gaat het over de ‘spirituele kracht van de Afrikaanse diaspora.’ En het museum moet het ‘vertrouwen in eigen kunnen’ laten zien.

Die toon kennen we uit Amerika. Sinds 1976 bestaat daar Black History Month. Een maand lang worden zwarte prestaties herdacht. Dat vergroot de trots en het zelfbewustzijn onder de zwarte bevolking. Zo zorgt vroeger voor ‘empowerment’.

Té stoer is dan weer niet de bedoeling. Het gevaar bestaat, dat het aangedane leed wordt gebagatelliseerd. Die vrees leeft althans onder beleidsmakers en activisten. Als de prestaties van zwarten zo indrukwekkend waren, gaat de redenering, viel het wel mee met de jarenlange onderdrukking. Kennelijk waren die bladzijden uit de geschiedenis minder zwart dan gedacht.

Recent dreigde historicus Piet Emmer ons slavernijverleden te ontzieligen. In de Volkskrant (22 juni 2021) besprak hij de grote tentoonstelling over dit onderwerp in het Rijksmuseum. Anders dan de journalisten die vijf sterren-recensies schreven, raakte hij niet in vervoering. De feiten waren ondergeschikt gemaakt aan activistische bedoelingen, daar kwam zijn kritiek op neer.

Zo weerlegt Emmer diverse claims van museumdirecteur Taco Dibbits. Nogal suggestief wijst Dibbits op De Nachtwacht (1642) met daarop een jong kind met een donkere huidskleur en dan de vraag: ‘Waarom moest hij als kind al werken?’ Emmer in zijn repliek: ‘Is hij niet op de hoogte van het feit dat in Rembrandts tijd en nog velen eeuwen daarna kinderarbeid heel normaal was?’ Het kinderwetje van Van Houten stamt uit 1874. [Zie naschrift]

Na zijn kritische bespreking volgde dagenlange ophef, terwijl Emmer net als het NTASM-rapport af wilde van het gebruikelijke stereotype, met name dat van de ‘sullige Sambo’. Zijn nuancering werd aangezien voor relativering. ‘Bij Piet Emmer hadden de slaven een prima, gelijkwaardig bestaan in de kolonies,’ stond er boven één van de vele boze reacties op de opiniepagina. 

Prima en gelijkwaardig – alsof ook maar iemand dat zal betogen. De boodschap is wel het om het leed niet nog eens extra aan te zetten.

Moraal boven waarheid

Dat krijg je als het verleden zichzelf niet genoeg is, maar ons tevens moet opvoeden. Behalve geschiedkundig wordt het ook een moreel vraagstuk. De moraal kan zelfs allesoverheersend worden. ‘Schaamte is mijn kompas, daar vaar ik op,’ bekende Martine Gosselink een tijdje terug in NRC Handelsblad (22 september 2017). Tot voor kort was ze hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum, onlangs begeleidde ze de totstandkoming van het NTASM-rapport.

Nog explicieter is politica Alexandria Ocasio-Cortez, weliswaar Amerikaanse, maar telkens weer blijkt haar land ons voorland. Als ze moet kiezen weegt de moraal zwaarder dan de waarheid. ‘Ik denk dat veel mensen zich er meer zorgen over maken,’ zei ze, ‘dat ze precies, feitelijk en semantisch gelijk hebben dan dat ze het in moreel opzicht bij het juiste eind hebben.’

Met dit uitgangspunt dient zich die listige Catch-22 aan. Er valt echter aan te ontkomen. Bij de benadering van het verleden moet de wetenschappelijke nuchterheid leidend zijn. Dat wil zeggen: hoe het destijds was, niet welke uitwerking vroeger op ons heeft. Laat die onmogelijke combinatie van stoer en zielig los, streef liever naar stoer nóch zielig.

Naschrift: Piet Emmer meldt na lezing van bovenstaand artikel van Sebastien Valkenberg het volgende:  ‘Het kleine zwarte jongetje, dat volgens de directeur van het Rijks ‘al moest werken’, situeer ik op de Nachtwacht, terwijl het staat afgebeeld op het daarnaast hangende schuttersstuk van Bartholomeus van der Helst. Mea culpa!’