Vermogen behoort niet toe aan de staat

PatrickvanSchie 25-6-22
Een oudere heeft veel meer gelegenheid gehad om te sparen dan een jongere, en warempel: ouderen zíjn in ons land ook veel vaker vermogend dan jongeren

Twee weken geleden gaf ik in het eerste deel van mijn kleine serie over ongelijkheid aan dat mensen van elkaar verschillen, en vooral ook dat zij van elkaar moeten mógen verschillen. Wanneer zij verschillende keuzes maken, geraken zij logischerwijze in een ongelijke situatie. Daarom is ongelijkheid als zodanig helemaal niet onrechtvaardig maar juist een erkenning van de eigen persoonlijkheid van mensen. Ongelijkheid voor de wet dient echter wel uit den boze te zijn.

In dit tweede deel ga ik in op de momenteel veel besproken vermogensongelijkheid. Zijn mensen die meer vermogen hebben vergaard asociaal wanneer zij dit niet delen met mensen die minder of geen vermogen hebben? Of liggen de zaken ook hier heel wat genuanceerder?

Sparen maakt verschil

‘Vijf mythes over vermogensongelijkheid ontkracht’, bazuint het wetenschappelijk bureau van GroenLinks op zijn website. De aan GroenLinks gelieerde wetenschappers laten enkele infographics zien die ‘het probleem van de vermogensongelijkheid’ in één oogopslag duidelijk moeten maken. ‘Beelden zeggen immers meer dan woorden’, staat op de site te lezen. Het eerste plaatje moet aantonen dat de rijkste 10% van Nederland 43% van al het spaargeld bezit. Als dat nou niet onrechtvaardig is….

Maar het zegt natuurlijk helemaal niets. Een eenvoudig voorbeeld kan dit duidelijk maken. Neem twee mensen met exact hetzelfde inkomen, en verkerend in hetzelfde type huishouden. De een spaart elke maand € 250,- en de ander maakt zijn of haar salaris elke keer schoon op. Dan heeft de eerste persoon na twintig jaar € 60.000,- bij elkaar gespaard (voor zover althans de vermogensrendementheffing dit bedrag niet heeft aangetast) terwijl de tweede geen enkel vermogen heeft opgebouwd. Wat is er aan deze ongelijkheid onrechtvaardig? De persoon zonder vermogen had er ook voor kunnen kiezen een deel van zijn salaris te sparen. Hij of zij heeft een andere keuze gemaakt, wat natuurlijk prima is. Maar deze persoon verkeert dan door die eigen keuze wel in een andere vermogenspositie.

Sparen is niet alleen voor de ‘rijken’

Typisch voor een VVD’er, zal ik nu krijgen tegengeworpen: ‘de onderkant’ [het woord alleen al] kán helemaal niet sparen. Nu zal ik de laatste zijn om te ontkennen dat sparen voor de een makkelijker is dan voor de ander.

Maar zoals er enerzijds mensen met een fors inkomen zijn die aan het einde van de maand toch niets overhouden, of die zelfs schulden op schulden stapelen – en heeft zo iemand het recht zich na twintig jaar te beklagen dat hij in de schulden zit? –, zo zijn er in de lage inkomensgroepen statistisch gezien onevenredig veel mensen die stevig roken. Ook dat is hun eigen keuze, zolang anderen maar van de rook verschoond kunnen blijven.

Een pakje sigaretten kost momenteel algauw minstens € 8,-. Wie een pakje per dag rookt had zich door dat niet te doen € 240,- per maand kunnen besparen, of afhankelijk van het merk zelfs anderhalf keer zoveel. Ook talloze mensen met een laag inkomen hadden na twintig jaar sparen dus € 60.000,- (of meer) aan spaargeld kunnen bezitten. En dan hadden zij nog een betere gezondheid gehad ook.

Liberalen vinden dat mensen zelf moeten weten waaraan zij hun geld besteden, als het althans hun eigen eerlijk verdiende geld is. Maar indien mensen verschillende keuzes maken voor wat betreft de vraag of zij alles meteen spenderen dan wel een deel van hun inkomen opzij zetten, is er niets oneerlijks aan hun op den duur ongelijke vermogenspositie.

Met statistieken wordt veel gegoocheld

Toch kwalificeren tal van politici vermogensongelijkheid zonder meer als ‘een groot probleem’ (PvdA) en als ‘onrechtvaardig’. Zo ook bijvoorbeeld het quasi-liberale D66 dat het overheidsbeleid voortdurend op vermogenseffecten wil evalueren om te kunnen ‘bijsturen’ wanneer ‘het overheidsbeleid niet toereikend is om de vermogensongelijkheid te reduceren’.

Simpele statistieken zeggen echter niets. Het genoemde voorbeeld met sparen toont aan dat er niet alleen verschillen ontstaan wanneer mensen verschillende keuzes maken maar ook door het voortschrijden der jaren. Een oudere heeft gemiddeld genomen veel meer gelegenheid gehad om te sparen dan een jongere, en warempel: ouderen zíjn in ons land ook veel vaker vermogend dan jongeren. Dat is even ‘onrechtvaardig’ als dat jongeren gemiddeld genomen harder kunnen lopen.

Voor wie denkt dat dit een flauwe opmerking is: maar liefst 40% van de ongelijkheid in vermogen in Nederland laat zich verklaren door verschillen in leeftijdsgroepen. Veruit de meeste Nederlanders zijn (financieel) ‘arm’ – naar Nederlandse maatstaven – op het moment dat zij de volwassen leeftijd bereiken; menigeen zal pas in de loop der tijd enig vermogen (kunnen) opbouwen.

Er zijn meer redenen waarom ‘beelden’ met statistieken soms een heel verkeerde voorstelling van zaken geven. Worden pensioenaanspraken in de cijfers meegenomen (ik schreef het de vorige keer al) of worden die weggelaten (zoals het geval is in de Nederlandse statistieken)? Wanneer die wel zouden worden verwerkt dan zou het vermogensaandeel van de rijkste 1% Nederlanders al direct met eenderde dalen.

Wordt er rekening gehouden met de omvang van het huishouden? Ook dat maakt nogal uit: het vermogen van meerpersoonshuishoudens is meestal beduidend hoger dan dat van éénpersoonshuishoudens. Lang niet alle alleenstaanden zijn dat uit eigen keuze, maar als het geen eigen keuze is, is het niet zo dat bepaalde vermogenscategorieën daar meer kans op maken dan andere. In nogal wat gevallen is het wel of geen relatie hebben overigens niet eens een constante factor in iemands leven.

Vermogen is geen ‘collectief’ bezit

Een bekende uitspraak luidt: er zijn drie soorten leugens: gewone leugens, verdomde leugens en statistieken. Dat wil niet zeggen dat statistieken waardeloos zijn, maar wel dat ermee kan worden gegoocheld. Je moet steeds weten wat er precies in een statistiek is verwerkt, en wat niet!, voordat je er iets zinnigs over kunt zeggen.

En dan nog; constateren dat er ongelijkheid in vermogen is houdt niet in dat dit verschil onrechtvaardig is. Wanneer mensen op een eerlijke manier hun vermogen hebben opgebouwd of verworven, wat is er dan oneerlijk aan dat de een meer heeft dan de ander? De taal die vooral in linkse kringen gebezigd wordt spreekt boekdelen. Daar heeft men het over de ‘verdeling’ van het vermogen. Alsof de vermogens behoren tot een collectief goed, en het aan politici en ambtenaren is dit zo gelijkmatig mogelijk over de burgers te verdelen.

Maar (bijna) alle vermogen is van oorsprong particulier. Overheden kunnen er slechts aan komen door lasten op te leggen aan burgers, verenigingen en bedrijven. Dergelijke dwang kan worden uitgeoefend voor taken die werkelijk in het algemeen belang zijn. Maar welk recht heeft een overheid om te bepalen dat vrijwillig tot stand gekomen overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende vermogensposities anders moeten worden ‘verdeeld’? En dat burgers die eerlijk een vermogen hebben opgebouwd dat onvrijwillig (deels) moeten afstaan?

Eigendom is een fundamenteel mensenrecht

Volgens de liberale filosoof John Locke was de legitimiteit van het staatsgezag gelegen in het aan burgers verzekeren van hun ‘Lives, Liberties and Estates, which I call by their general Name: Property’. Het was zijns inziens niet aan de wetgevende macht (of aan welke overheidsinstantie ook) zich aan de eigendommen van burgers te vergrijpen. ‘Whenever the Legislatures endeavor to take away, and destroy the Property of the People […] they put themselves into a state of War with the People, who are thereupon absolved from any further Obedience.’ Politici die gaan herverdelen gaan hun boekje te buiten, en verspelen op die manier de (rechts)grond van hun gezag, aldus Locke.

Zo dacht men ruim drie eeuwen geleden, zal menigeen tegenwerpen; tegenwoordig wordt hier ‘moderner’ over gedacht. Maar wat níet veranderd is: (bijna) alle eigendommen zijn van particuliere origine. En wat zelfs versterkt is: het eigendomsrecht is in grondwetten en verdragen vastgelegd.

Artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) luidt: ‘Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.’

Is herverdelen in het algemeen belang? Is het niet juister te stellen dat met herverdeling specifieke groepen burgers worden begunstigd en wel direct ten koste van andere groepen burgers? Betracht een staat die zo handelt nog wel neutraliteit ten opzichte van de burgers? Of creëert hij aldus grove rechtsongelijkheid?

Illegale heffing op fictief rendement

De Nederlandse staat is eerder dit jaar door de Hoge Raad op de vingers getikt wegens de schending van het in het EVRM gegarandeerde mensenrecht op eigendom. Met de fictieve vermogensrendementheffing heeft de Belastingdienst jarenlang het eigendom aangetast van spaarders die hun vermogen niet belegden maar bij wie de staat, en een meerderheid van ons parlement, bewust deed alsof dit wel het geval was.

Zo werd een rendement belast dat er niet was, en waarvan politici en belastingambtenaren donders goed wisten dat het er niet was. De Belastingdienst krijgt immers van alle spaarders de tegoeden bij de banken door, zodat het precies bekend is welke ‘vermogende’ belastingplichtigen uitsluitend of grotendeels sparen en hoeveel – of beter uitgedrukt: hoe weinig – rente zij daarop hebben ontvangen.

Toch weten alleen de getroffenen die bezwaar tegen de fictieve vermogensrendementheffing hebben aangetekend, al zeker dat zij geld zullen terugkrijgen. De grote meerderheid die geen bezwaar maakte, waarschijnlijk omdat zij dacht dat dit zinloos zou zijn, moet maar afwachten of en in hoeverre de staatssecretaris en de Tweede Kamer het haar aangedane onrecht gaat rechtzetten.

Dat er verschil zou worden gemaakt is reeds onverteerbaar omdat burgers mensenrechten hebben ongeacht of zij bij schending ervan bezwaar maken of niet. Het kan bijvoorbeeld niet zo zijn dat een overheid censuur instelt voor burgers die de moeite niet nemen om naar de rechter te stappen om uitingsvrijheid te kunnen (blijven) uitoefenen.

Schending rechtzetten kan niet afketsen op kosten

De aarzeling om het onrecht voor alle gedupeerde spaarders recht te zetten berust op de kosten. Nog zo’n vreemd argument want als een mensenrecht van een burger is geschonden, mag het zo snel mogelijk ongedaan maken daarvan niet worden nagelaten omdat dit ‘te duur’ is.

De Tweede Kamer heeft in een breed ondersteunde motie aangegeven dat in ieder geval de ‘kleine spaarders’ tegemoet moeten worden gekomen. Dat oogt sympathiek, maar het maken van onderscheid tussen ‘kleine’ en ‘grote’ spaarders die even onterecht zijn aangeslagen voor nooit ontvangen rendement op hun vermogen creëert rechtsongelijkheid. Het is alsof de politie wel zonder gerechtelijk huiszoekingsbevel een villa mag doorzoeken, omdat het toch slechts ‘rijke’ burgers zijn. Dat kan natuurlijk niet in een rechtsstaat.

Linkse politici staan al klaar met plannen om de ‘kosten’ van een tegemoetkoming – hoe ruim of kleinzielig ook – te verhalen op de ‘vermogenden’. Die zouden dan dus een sigaar uit eigen doos krijgen. Bedenk wel: wat kosten zijn vanuit het oogpunt van de staat waren gelden waar deze staat om te beginnen nooit recht op had. Het zou dan beter zijn wanneer de staat de tering eens naar de nering ging zetten.

Tellen planten meer dan mensen?

Alle politieke gekronkel om onder het vonnis van de Hoge Raad uit te komen, en om een geschonden mensenrecht goed te maken, is des te opmerkelijker omdat veel politici, zeker ter linkerzijde, altijd star vasthouden aan rechterlijke uitspraken over door de politiek te nemen maatregelen in verband met stikstof of klimaatakkoorden.

Hebben planten in ons land meer rechten dan burgers? Misschien vinden de Partij voor de Dieren en D66 dat. Planten en mensen zijn inderdaad niet gelijk. Maar hopelijk beseffen politici in meerderheid dat rechten van burgers zwaarder behoren te wegen dan die van planten.

Patrick van Schie is directeur van de TeldersStichting, het wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme gelieerd aan de VVD. Hij schrijft op uitnodiging van Wynia’s Week regelmatig over liberalisme in de 21ste eeuw. Eerdere afleveringen vindt u HIER.