Collaboratiearchief uit de oorlog moet volledig openbaar worden: het is ook het archief van de slachtoffers

zwaaien
Bezoek van NSB-leider Anton Mussert aan Haarlem. 6 mei 1944.

De Tweede Wereldoorlog is nog lang geen voltooid verleden tijd. De Dodenherdenking wordt aangegrepen om politieke actualiteiten aan de kaak te stellen, zoals nu rond Gaza. Discussie is er ook over de oorlogsarchieven. Het grootste daarvan is het CABR-archief, met de strafdossiers van collaborateurs. Vanaf 2025 zal dit belangrijke archief eindelijk openbaar worden. Nabestaanden van ‘foute’ Nederlanders vrezen nare reacties en willen die openbaarheid alsnog beperken. Ze gaan er daarbij aan voorbij dat het CABR tevens een archief is van slachtoffers, vol informatie over vervolgde verzetsstrijders en Joden. Daarom moet dit archief zonder restricties openbaar gemaakt worden.

Vlakbij het station Den Haag Centraal bevindt zich het Nationaal Archief, het belangrijkste archief van Nederland. Dit archief bevat een ongekend rijke en uiteenlopende verzameling archiefstukken, waarvan het oudste dateert uit het jaar 1179 (een stuk perkament van een paus). Het grootste deelarchief heeft echter betrekking op de Tweede Wereldoorlog – het zogeheten ‘Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging’. Dit CABR bevat de strafdossiers van zeker driehonderdduizend landgenoten die in meer of mindere mate hebben gecollaboreerd met de Duitse bezetter. Het CABR heeft de gigantische omvang van tegen de vier kilometer, en bevat overigens niet alleen papier, maar ook foto’s.

CABR nu moeilijk toegankelijk

Historici kijken al jaren reikhalzend uit naar 2025, het jaar waarin het CABR eindelijk openbaar wordt en digitaal doorzoekbaar bovendien. Ook nu is dit archief al wel raadpleegbaar, maar gebruiksvriendelijk en toegankelijk is het bepaald niet. Wie een strafdossier wil inzien, moet van tevoren aannemelijk maken dat degene die het betreft, overleden is, en van die persoon ook de exacte geboortedatum en geboorteplaats zien te achterhalen. Vervolgens kun je telefonisch een afspraak maken om in Den Haag het strafdossier te komen inzien.

Die inzage vindt plaats aan een speciale tafel, die wordt bewaakt. Fotograferen of kopiëren van archiefstukken is niet toegestaan en de bezoeker dient zijn mobiele telefoon op te bergen. De camera van de laptop wordt afgeplakt.

Dergelijke restricties zijn wel te begrijpen, aangezien de strafdossiers privacygevoelige en vaak schokkende informatie betreffen over daders. Die zijn inmiddels weliswaar (bijna altijd) overleden, maar de directe familie leeft vaak nog wel. Het is logisch dat nabestaanden van NSB’ers, Waffen-SS’ers en andere collaborateurs soms zenuwachtig zijn over wat er kan gebeuren wanneer de strafdossiers vanaf volgend jaar voor iedereen doorzoekbaar worden. Het is uitermate vervelend om via Facebook en Twitter plotseling geconfronteerd te worden met allerlei beschuldigingen over de misdragingen van je vader of grootvader tijdens de oorlog. Kinderen van NSB’ers zijn na de bevrijding vaak gepest. Zoiets zou best opnieuw kunnen gebeuren.

De afgelopen weken heeft de werkgroep Herkenning, waarin nabestaanden van voormalige collaborateurs zich hebben verenigd, een heus mediaoffensief ondernomen om de openbaarheid van het CABR alsnog te beperken. Jeroen Saris, voorzitter van Herkenning, opperde de mogelijkheid dat familieleden in beroep zouden kunnen gaan tegen openbaarmaking. Ook werd gesuggereerd om de dossiers bijvoorbeeld niet voor iedereen thuis via de laptop te ontsluiten, maar in eerste instantie alleen via bibliotheken. Vanuit het perspectief van de nabestaanden zijn dit begrijpelijke suggesties, voortkomend uit terechte zorgen.

Verschillende perspectieven

Hoe begrijpelijk ook, het kan niet zo zijn dat nabestaanden van collaborateurs het laatste woord zouden hebben over de mate waarin het CABR openbaar wordt. Het perspectief van de dader (en zijn nabestaanden) is immers niet het enige perspectief. Er zijn nog zeker twee andere perspectieven van waaruit je kunt kijken naar het belang van het CABR en de openbaarheid daarvan. Spijtig genoeg zijn die beide andere perspectieven onderbelicht gebleven.

Ook het perspectief van de historicus dient te worden meegewogen. Het CABR is het belangrijkste Nederlandse archief over de Tweede Wereldoorlog, belangrijker nog dan de archieven die zich bevinden bij het dankzij Loe de Jong vermaard geworden Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam. Wie historisch onderzoek doet naar een thema uit de bezettingsjaren zal in veel gevallen vroeg of laat bij het CABR terecht komen. De onderzoeker komt er dan achter dat de ontoegankelijke manier waarop het CABR nu raadpleegbaar is, in de praktijk zeer belemmerend werkt voor historisch onderzoek.

Problemen voor de historicus

Al tijdens de eerste dag op het archief wordt de historicus geconfronteerd met problemen. Zo zal de onderzoeker bij het doornemen van een strafdossier van een collaborateur, ook op allerlei andere namen stuiten, bijvoorbeeld van handlangers of van figuren die om allerlei andere redenen interessant kunnen zijn. Het opvragen van hun strafdossiers is echter niet mogelijk – daarvoor moet voor elk persoon weer een nieuwe aanvraagprocedure worden gedaan, die weken gaat kosten.

Het CABR is een archief dat is opgebouwd uit individuele dossiers van gestrafte personen. Welke documenten er precies in een strafdossier zitten, en wie er verder nog in voorkomen, weet je niet. Je kunt ook niet op trefwoorden zoeken, of combinaties maken tussen namen en trefwoorden. Ongetwijfeld bevat het CABR een schat aan informatie over de NSB in mijn eigen woonplaats Haarlem. Het is op dit moment echter uitermate tijdrovend – en haast ondoenlijk – om daar een totaalbeeld uit samen te stellen. Vanaf volgend jaar krijg je door een simpele combinatie van de trefwoorden ‘NSB’ en ‘Haarlem’ al een relevante set documenten op je scherm. De digitale ontsluiting scheelt de historicus niet alleen zeeën aan tijd, maar maakt ook het doen van meer kwantitatief (statistisch) onderzoek mogelijk.

Als historicus ben ik vanzelfsprekend een groot voorstander van volledige en digitale openbaarheid van het CABR. Maar ik ben vooral ook pleitbezorger van volledige openbaarheid vanuit een ander perspectief: het perspectief van het slachtoffer.

Het CABR bestaat uit strafdossiers en is daarmee een ‘archief van daders’. In de praktijk blijft het CABR evenzeer een ‘archief van slachtoffers’. Praktisch elk strafdossier bevat gegevens over verzetsstrijders, Joden en andere Nederlanders die slachtoffer werden van de misdragingen van de desbetreffende collaborateur.

Namen en verhalen van Nederlandse Joden

Voor wie onderzoek doet naar de praktijk van de Jodenvervolging in Nederland, is het CABR het belangrijkste archief. De nazi’s hebben geprobeerd het Nederlandse Jodendom uit te wissen, en zijn daar tot op grote hoogte in geslaagd. Niet alleen is het merendeel van de Nederlandse Joden vermoord, er zijn ook nauwelijks persoonlijke documenten overgebleven. Het CABR bevat echter veel namen en verhalen, die verteld kunnen worden wanneer het archief eindelijk optimaal toegankelijk wordt gemaakt.

Jan-Jaap van den Berg is historicus. Hij publiceerde in november 2023 (samen met historicus Jan de Roos) het boek Fout Volk. Roof, verraad en repressie in Haarlem en omgeving 1940-1945, dat verscheen bij uitgeverij Loutje en dat het resultaat is van uitvoerig archiefonderzoek in het CABR.  

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk.Doet u mee?Hartelijk dank!