Mijn vaderland, dat is de Noordzee

WW Pauwels 16 augustus 2025
‘Biografie van de Noordzee. Verhalen over leven met het water’, het nieuwe boek van journalist en auteur Arie Kok. Foto: Omniboek.

Door Luc Pauwels*

Journalist en auteur Arie Kok publiceerde Biografie van de Noordzee. Verhalen over leven met het water. Van vissers en Vikings tot Kaapvaarders en van reddingswerkers en zeeschilders tot waterstaatingenieurs: allemaal leefden ze met het water, en de Noordzee leefde met hen. Tussen vroeger en nu, tussen eb en vloed.

‘Mijn vaderland, dat is de Noordzee.’ Het is een citaat van de Franse auteur Hilaire Belloc (1870-1953), die zich na zijn studies aan de Universiteit van Oxford tot Brit liet naturaliseren. Maar de meesten van ons denken aan de Noordzee als maritieme grens van de Lage Landen in hun ruimste extensie, van de Somme tot de Dollard. Of aan de Noordzee als de grote verbinding tussen alle Keltische en Germaanse landen, van Normandië tot Noorwegen, over de Nederlanden, Engeland, Schotland, tot aan de Orkney-eilanden, en verder langs de Friese kust van Duitsland en Denemarken.

Laten we eerst even terugkeren naar 1887. Toen beleefde de aan de Noordzee gelegen havenstad Oostende een visserijopstand. Waarom?

Arie Kok: ‘Als Nederlanders vieren we graag de successen, de roemruchte koopvaardij en spectaculaire zeeslagen tegen de Engelsen. Er is ook een ander verhaal te vertellen, zoals over de armoede in de vissersgemeenschappen. Dit speelde ook in Oostende, waar in 1887 zo’n 1200 vissersgezinnen wonen. Ze verdienen elf frank per man voor een week gevaarlijk werk in weer en wind. De reder houdt er 153 frank aan over. De scheve verhoudingen broeien onderhuids.’

Hadden de Engelsen daarmee iets te maken?

‘Zeker. Als Engelse vissers “onder stoom” gaan varen, daardoor meer vangen en ook nog eerder in de haven van Oostende kunnen zijn, terwijl ze in de eigen havens op voorrang kunnen rekenen, knapt het toch al dun geworden elastiek. Op 23 en 24 augustus 1887 breken er gevechten uit in de haven, de visserijopstand. Er vallen drie doden. Op de begrafenis houdt paster Pype een lijkrede: “Het stormt in hun koppen!”

‘Zeevaardersaalmoezenier Hendrik Pype leefde van 1854 tot 1926. De sociaal bewogen priester bekommerde zich sterk om de levensomstandigheden van het vissersvolk in de kuststad. Het Oud Kerkhof in Oostende werd in 2007 naar hem genoemd. In mijn boek vind je de foto die ik maakte van het standbeeld dat Oostende voor hem heeft opgericht aan de rand van de visserswijk, met een anker aan zijn voeten.’

Maar laat ons met het begin beginnen. De geschiedenis van de Noordzee begon lang vóór onze jaartelling…

‘In de oudheid ligt het centrum van de wereld rond de Middellandse Zee, althans, in onze westerse ogen. Vooral de Feniciërs zijn zeevaarders. Zij vertellen bij thuiskomst over Atlantis, het mythische eilandenrijk waarover Plato schrijft dat het ten onder is gegaan. Ook het noorden, het Avondland, waar de zon elke dag in zee zakt, ervaren de Feniciërs als mythisch gebied. Daar worden de dagen steeds langer, totdat de zon helemaal niet meer onder lijkt te gaan, en het verschil tussen en hoog- en laagwater steeds groter wordt.’

Is iemand daar ooit écht geweest…?

‘Daar lijkt het wel op. Ik denk aan Pytheas, een Griekse koopman, zeevaarder ontdekkingsreiziger, geograaf en astronoom uit de vierde eeuw vóór onze jaartelling. Hij is de eerste die over een bezoek aan Thule vertelt, een mysterieus eiland waar iedereen over spreekt, maar waar niemand geweest is. In mijn boek maak ik aannemelijk dat hij in mistig weer bij de Orkney-eilanden moet hebben aangemeerd, de Schotse eilanden die op de noordgrens van de Noordzee liggen.’

Van Griekenland naar de Orkney’s…?

(Lacht) ‘Neen, hij woonde iets dichterbij, in Marseille. Pytheas werd “van Massalia” genoemd, omdat hij afkomstig was uit de havenstad Massalia, het huidige Marseille in Zuid-Frankrijk. Dat is destijds gesticht door de Grieken. Pytheas verkende de zeeën van Noordwest-Europa. Over zijn ontdekkingsreis schreef hij circa 320 v. Chr. Over de oceaan.’

Schreef ook de Romein Plinius niet over de Noordzee?

‘Ja. De vermelding van de Septentrionalis Oceanus, of “Noordelijke Oceaan” – waarmee hij de Noordzee bedoelde – vinden we inderdaad bij de Romeinse auteur en militair Plinius de Oudere (23-79) in zijn Naturalis historia, de geschiedenis van de natuur.’

In de Oosterschelde werden dan weer ‘stenen van Nehalennia’ gevonden. Wie was deze dame?

‘Nehalennia is de jonge vrouw, gezeten op een troon met een tempel op de achtergrond, die is afgebeeld op votiefstenen die in de Oosterschelde zijn gevonden. Waarschijnlijk dateren ze uit de tweede of derde eeuw voor Christus. Waar nu in Zeeland, Domburg en Colijnsplaat liggen moeten tempels hebben gestaan waarin zij als beschermgodin van de zeevaart vereerd werd.’

Weten we niet meer over haar?

‘Eigenlijk niet. Op Colijnsplaat vind je wel een reconstructie van een tempel die aan haar is gewijd. De votiefstenen zijn te zien in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden.’

Hoe ontstond het ‘eerste en enige Noordzeerijk’ waarover je spreekt?

‘Dat is een ingewikkeld verhaal, met veel bloederige veldslagen. Het gaat om koning Knoet (994-1035), een Viking die door overerving vorst is geworden van een groot gebied in het huidige Denemarken, en van een groot gedeelte van Noorwegen en Zweden. Na een complexe machtsstrijd verwerft hij kort na het jaar 1000 ook het koningschap van Engeland. Zo ontstaat er een Noordzeerijk. In Engeland heeft Knoet de Grote zich ook bekeerd tot het christendom, zodat hij als Europese vorst helemaal kon meetellen. Later in zijn leven zal hij de paus in Rome met een bezoek vereren.’

Kunnen we de Hanze ook zien als een ‘product’ van de Noordzee?

‘De Hanze was een los verbond van steden dat de onderlinge handel reguleerde. Het centrum was de Noord-Duitse stad Lübeck, die aan de Oostzee ligt. De Hanze bestreek een gebied van Rusland tot Brugge, het Noorse Bergen en Londen. De Noordzee was belangrijk voor de Hanze, maar de bakermat is toch echt de Oostzee geweest.’

Hoorde Antwerpen daar nu bij of niet?

‘België heeft er in 2006 wel een postzegel aan gewijd, en de EU een euromunt van 10 euro, maar strikt genomen was Antwerpen geen lid van de Hanze. Hetzelfde geldt trouwens voor Brugge. In beide steden was wel een Hanzehandelskantoor gevestigd en ze speelden een uitermate belangrijke commerciële rol. In het Hanzemuseum in Lübeck is overigens voor Brugge een prominente plek voorzien.’

Welke waren de grootste Noordzee-stormvloeden die Vlaanderen en Nederland teisterden?

‘Er zijn in de loop der eeuwen vele vloeden geweest, die zijn lang niet allemaal in de geschiedenisboeken beland. De stormvloed van 1 februari 1953 was zo immens dat behalve Zuid-Holland en Zeeland, ook delen van Vlaanderen en Engeland onder water kwamen te staan.

‘In mijn boek vertel ik dit verhaal aan de hand van een nog ongepubliceerd ooggetuigenverslag van een bakkersfamilie op het eiland Schouwen-Duiveland.  De Sint-Elisabethsvloed van 1421 wordt “de grote en vreselijke vloed” genoemd, maar was in werkelijkheid minder desastreus dan de mythes willen doen geloven. De oorzaak van deze framing lag bij edelen die er belang bij hadden de zaak uit te vergroten, zodat ze elkaar wanbeleid konden verwijten.

‘De watersnood van 1825 is qua omvang een goede tweede, die trof vooral het noorden en oosten van Nederland, maar ook Vlaanderen en het Duits en Deens waddengebied. Dit was de eerste ramp waarbij het volk zich verenigde om de slachtoffers financieel bij te staan.’

We vergeten soms dat ook Frans-Vlaanderen aan de Noordzeekust ligt. Beschrijf ons even de kapers van Duinkerke.

‘Vooral in Nederland is dat nauwelijks bekend, terwijl plaatsnamen als Grevelingen en Duinkerke toch een lichtje zouden moeten doen branden. Ik ben zelf naar Duinkerke gereisd en heb daarna de Vlaamse kust verkend met de tram. In Duinkerke zelf is er een prachtig havenmuseum, maar over de kapers vind je daar niet zo veel. Terwijl ze in elk Nederlands jongensboek over Michiel de Ruyter en de beroemde zeeslagen een hoofdrol opeisen.’

Hoe komt dat?

‘Dat heeft ermee te maken dat de Spanjaarden in de tijd van de Opstand tegen Spanje kaperbrieven verschaften aan de Duinkerkers. Dat was een legitiem geachte manier van economisch oorlog voeren: de kapers mogen vanaf dan namens de Spaanse koning de schepen van de Republiek enteren en de vracht buitmaken.

‘Door de strategische ligging van Duinkerke aan het begin van het Kanaal is dit een effectieve maatregel, die leidt tot een spiraal van wederzijds geweld. Zo proberen de Spanjaarden de Nederlandse opstandelingen te dwingen de strijd op te geven. Tevergeefs, de Republiek weet onafhankelijk te blijven.’

Naar Frankrijk dan. Waarom was de Noordzeeblokkade van Napoleon een boemerang?

‘De Noordzeeblokkade was een ‘Trumpiaanse’ maatregel van Napoleon Bonaparte. Op zee kon de kleine keizer niet van zijn aartsrivaal Engeland winnen. Uit pure nijd blokkeerde hij de handel met de havensteden die onder zijn mandaat vielen, zodat de Engelse economie ontwricht zou raken en de Engelse marine met geldgebrek zou kampen. Overigens weerden de Engelsen schepen met Franse handelswaar uit hun havens. Hoe moest Napoleon die blokkade in zo’n groot gebied handhaven? Dat kostte veel geld, als het al lukte. Het werkte bovendien smokkel in de hand. In menige harington op Nederlandse en Vlaamse vissersschepen zat helemaal geen haring. Bovendien kon er wel handel gedreven worden via de vrije Duitse stad Hamburg, wat heeft geleid tot de ramp met de Lutine bij Terschelling, waar ik in mijn boek een hoofdstuk aan wijd.’

De ramp met de Lutine? Leg uit…

‘In 1799 vergaat tussen de Waddeneilanden Vlieland en Terschelling het Engelse oorlogsfregat Lutine. Daarbij komen 269 van de 270 opvarenden om. Het werd bekend door de goudschat die in het ruim moet hebben gelegen. Daar is doorheen de eeuwen fanatiek naar gezocht, we blijven Hollanders.’

Heeft Napoleon ons uiteindelijk veel schade toegebracht?

‘Zeker! Zijn blokkade put de Nederlandse economie uit, waardoor het einde van de Bataafse Republiek wordt ingeluid. De sympathie voor de Fransen onder de Nederlandse bevolking smelt weg. Ondertussen hebben de Engelsen de handel met de eigen koloniën geïntensiveerd, wat hen een voorsprong geeft in de industriële ontwikkeling aan het begin van de negentiende eeuw.’

Mag ik nog even terugkomen op de watersnood van 1953, een verschrikkelijke ramp, die tot in Antwerpen mensenlevens kostte. Hoe kon het zover komen?

‘Het was een unieke, zeldzame combinatie van drie factoren: windsterkte, windrichting en tij. Maar men wist dat het kon gebeuren. In Nederland waren de dijken er niet op berekend. Johan van Veen had ervoor gewaarschuwd. Hij was hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat en schreef een alarmerend rapport. Dat was op tijd, maar de reactie van de politici was te laat. Van Veen stond er zelf bij toen die nacht een cruciale dijk in de Hollandse IJssel op breken stond. Zijn reactie was buitengewoon. Ze konden er net op tijd een leeg schip tegenaan drukken, anders was een groot deel van de Randstad onder water komen te staan en was de ramp nog vele malen groter geweest.’

Kan dit nog gebeuren in de toekomst?

‘Tja, deze combinatie van wind en waterstanden kan zich altijd weer voordoen, vooral in combinatie met de zeespiegelstijging. Maar er zijn wel stevige maatregelen genomen na de ramp. Het grote probleem was dat het dijkonderhoud te versnipperd georganiseerd was. In de middeleeuwen waren waterschappen ontstaan, kleine democratische bestuursorganen waarin burgers en boeren samenwerkten om de polders droog te houden. In het begin van de vorige eeuw waren dat er nog ruim duizend. Na de ramp zijn er verschillende reorganisaties geweest, zodat we nu nog 21 waterschappen hebben, zeer professionele organisaties.

‘En landelijk is de Deltacommissie aan de slag gegaan, met Johan van Veen als leidende visionair. Het resultaat: de Deltawerken. Je kunt gerust stellen dat dat een wereldwonder is in de waterbouw.’

Wat is de Ambassade van de Noordzee?

‘Een Nederlandse organisatie die als uitgangspunt neemt: de zee en alles wat erin leeft is van zichzelf, en zou voor zichzelf moeten kunnen spreken. Gebaseerd op de ideeën van de Franse filosoof Bruno Latour en zijn concept van het parlement der dingen. Ik vertel erover in het laatste hoofdstuk van mijn boek. Het streven is mensen in bestuursorganen te laten meepraten die enkel het belang van de Noordzee behartigen, zodat evenwichtige besluiten kunnen worden bevorderd.’

Je besluit je inleiding met: ‘Als we weten hoe het allemaal gekomen is, zijn we beter in staat onze eigen tijd te duiden en te zien wat er moet gebeuren.’ En, wat moet er gebeuren?

‘De Noordzee raakt vol. Sowieso is het gebied langs de Vlaamse en Nederlandse kust gevaarlijk vanwege de ondiepte en het opstuwende water bij noordwestenwind. De aanleg van windparken, het aanwijzen van Natura2000-gebieden zoals de Doggersbank, en de financiële problemen in de visserij botsen met elkaar. Een organisatie als de Ambassade van de Noordzee komt op voor de zee als natuurgebied, buitengewoon belangrijk als tegenwicht tegen de enorme belangen van de scheepvaart en de energiesector. We hebben eeuwenlang van de zee geprofiteerd. We hebben het water getemd door dijken en dammen aan te leggen, duingebieden te versterken, om overstromingen te voorkomen. En de laatste decennia hebben we de zee geëxploiteerd alsof het niet op kon, voor onze welvaart.

‘Nu lijkt de zee terug te slaan. Zeespiegelstijging is een grote dreiging op lange termijn, tenzij we een manier van leven vinden die de autonomie van het water weet te respecteren, en die klimaatneutraal is. Willen we een gezond leefgebied overhouden, dan zullen we moeten inzien dat er schaarste is en dat we collectief een stap terug moeten zetten. Ik denk dat we daar niet per definitie slechter van zullen worden.’

Arie Kok: Biografie van de Noordzee. Verhalen over leven met het water, Omniboek, 352 pagina’s, € 24,99.

*Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichter van het tijdschrift ‘TeKoS’, waarvan hij de eerste hoofdredacteur was. Dit artikel verscheen op 28 juli op Doorbraak.be

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!