1966: toen Nederland nog 12 miljoen inwoners had – en links de overbevolking wilde aanpakken

wansink
Het aanpakken van het ‘verontrustende verschijnsel’ bevolkingsgroei gold in 1966 als een progressief thema. Beeld: YouTube.

In 1966 woonden er in ons land ongeveer 12,2 miljoen mensen. Niet minder dan 70 procent van de Nederlanders vond dat er sprake was van overbevolking. Bestrijding van overbevolking was, zoals Tom-Jan Meeus in zijn NRC-rubriek ‘Machtige Tijden’ van 4 oktober signaleerde, inderdaad een progressief thema.

Is dat nu niet meer zo? Ik denk dat verschillende argumenten van toen om overbevolking te bestrijden nog steeds relevant zijn – ook voor links.

In de jaren zestig was het bij uitstek feministisch om de bevolkingsgroei aan te pakken. D’66 (toen nog met apostrof) pleitte in haar eerste programma voor opname van de pil in het ziekenfondspakket en voor ‘een verantwoorde meningsvorming omtrent het al of niet toestaan van vrijwillige vruchtafdrijving’. Want, schreef D’66, ‘de overheid heeft tot taak ervoor te zorgen dat in ons land de kennis en middelen voor rationele gezinsplanning vrij toegankelijk zijn’. Dat was een gedurfd standpunt in een land waar de confessionelen de dienst uitmaakten.

Halvering van de bevolking

In de jaren zeventig werden ook natuurbehoud en internationale solidariteit in de strijd geworpen als argument tegen overbevolking. PvdA-econoom Jan Tinbergen vond dat Nederland een bijdrage moest leveren aan het terugdringen van milieuverontreiniging en overbevolking in de hele wereld. De bevolking moest terug naar 10 miljoen. Zijn collega Jan Pen (ook PvdA) deed er nog een schepje bovenop. Hij vond 5 à 6 miljoen wel genoeg. Een dergelijke halvering van de Nederlandse bevolking zou evenwel zelfs bij één-kind-scenario à la China pas na 75 jaar in zicht komen.

Beide economen waren lid van de Staatscommissie Bevolkingsvraagstuk, ingesteld in 1972. De regering wilde weten wat een verdere bevolkingsgroei zou betekenen voor de volksgezondheid en het leefmilieu. Hoeveel inwoners kon Nederland aan?

De 38-koppige staatscommissie stond onder voorzitterschap van professor Piet Muntendam. Hij was begin jaren vijftig staatssecretaris van Sociale Zaken geweest in het tweede kabinet-Drees. De staatscommissie nam vijf jaar de tijd om verschillen van inzicht te beslechten. Pen, Tinbergen en D66-senator Paula Wassen-Van Schaveren wilden zich aanvankelijk niet neerleggen bij het eindadvies van de staatscommissie om het aantal inwoners van Nederland ‘stationair’ te handhaven op 12 miljoen.

Muntendam had evenwel ook te maken met de commissieleden Til Gardeniers (KVP) en Hannie van Leeuwen (ARP). Die waren van mening dat de staatscommissie eigenlijk overbodig was geworden omdat het gemiddelde kindertal in 1975 al was gedaald tot 1,5 kind per gezin. Pen en Tinbergen bonden in om te voorkomen dat de staatscommissie uit elkaar zou vallen, maar Gardeniers en Van Leeuwen bleven zich verzetten.

Kort gezegd luidde de diagnose van de staatscommissie dat groei van de bevolking het welzijn van de Nederlanders zou bedreigen. Muntendam pareerde in zijn voorwoord zijn confessionele dissidenten door te wijzen op de ‘denkfout’ dat een gemiddelde vruchtbaarheid van 1,5 kind per vrouw automatisch zou leiden tot krimp. Door immigratie en lage sterftecijfers nam de bevolking ook in de jaren zeventig gestaag (met rond de 80.000 inwoners per jaar) toe.

Nederland was toen al vol

De staatscommissie raamde de behoefte aan nieuwe woningen op 65.000 per jaar. Tussen 1970 en 2000 zou het beslag van de verstedelijking verdubbelen van 8 naar 16 procent van het Nederlandse grondgebied. Daarbij was het ruimtebeslag van wegen niet eens meegerekend.

De ‘belangrijke verarming van flora en fauna’ van de voorbije jaren en de ‘versnippering en vermindering van de open ruimte’ zouden alleen maar toenemen. ‘De 130 vierkante meter natuurterrein en 220 vierkante meter bos die in 1976 per hoofd van de bevolking nog beschikbaar zijn, zullen spoedig als een voorbije luxe gelden.’

De staatscommissie constateerde ‘een belangrijke achterstand’ in het nemen van maatregelen tegen verontreiniging van oppervlaktewateren, chemische afvalstoffen, bodemverontreiniging en afvallozingen. Conclusie: ‘Duidelijk is dat een afnemende bevolkingsgroei op het handhaven van milieukwaliteit en kwantiteit een positieve invloed uitoefent.’

Anders gezegd: natuurbehoud en bevolkingsgroei verdragen elkaar slecht. Het is vreemd dat dit voor de hand liggende argument in de huidige verkiezingscampagne geen rol speelt. Het aankopen van natuurgebieden is het effectiefste instrument voor natuurbehoud. Dat wordt steeds moeilijker, want de politieke partijen bieden tegen elkaar op als het gaat om het bouwen van nieuwe wijken, zelfs nieuwe steden.

Stoppen met arbeidsmigratie

De staatscommissie-Muntendam wilde ook een einde maken aan de arbeidsmigratie. Gastarbeid heeft ‘op de wat langere termijn overwegend negatieve effecten voor zowel het land van herkomst als bestemming. De kans bestaat de stromen werknemers en de van hen afhankelijke personen slechts ten dele tijdelijk zullen blijken te zijn. Wij onderschrijven de door de Regering uitgesproken mening dat Nederland geen immigratieland kan zijn.’

Het tegengaan van arbeidsmigratie vereiste niet alleen een restrictief beleid van de overheid. Werkgevers moesten hun productieproces mechaniseren en de arbeidsomstandigheden in hun bedrijf verbeteren. Daar waren de meesten niet toe bereid; het inhuren van goedkope arbeidskrachten uit arme landen was veel voordeliger.

Waar waren de asielzoekers? Tot 1980 waren er minder dan duizend asielaanvragers per jaar.

Inmiddels telt Nederland ruim 18 miljoen inwoners. In augustus 2022 stelde het vierde kabinet-Rutte een opvolger van ‘Muntendam’ in: de Staatscommissie Demografische Ontwikkeling 2050. De SDO 2050, onder voorzitterschap van Richard van Zwol (CDA), voorspelt dat bij ongewijzigd beleid de bevolking de komende 25 jaar weleens met 3 tot 5 miljoen zou kunnen groeien. Dat vooruitzicht is voor SDO 2050 niet acceptabel: ‘Omdat een scenario van snelle, sterke groei van migratie tot ruimtelijke problemen leidt, tot ongewenste schaarste en ongelijkheid en tot vraagstukken rond het integrerend vermogen van Nederland’.

SDO 2050 liet een onderzoek doen waaruit bleek dat 87 procent van de respondenten niet voor verdere groei van de bevolking is. De commissie zelf gaat niet zo ver, maar kiest voor ‘gematigde groei’. Dat komt neer op halvering van de gemiddelde bevolkingsgroei van de afgelopen jaren. Maar zij constateert wel dat Nederland nu al te maken heeft met knelpunten in de energievoorziening, de mobiliteit en de infrastructuur, de watervoorziening en de volkshuisvesting. Het ruimtebeslag in de landbouw zal toenemen vanwege de verduurzaming, die gepaard gaat met minder intensieve exploitatie. Met andere woorden: Nederland wordt steeds voller.

‘Verontrustend verschijnsel’

Bevolkingsgroei was, zoals D’66 het in 1967 omschreef, ‘een zeer verontrustend verschijnsel’. Wat zouden Hans Gruijters en Hans van Mierlo denken van het D66-plan om tien nieuwe steden te bouwen? We zullen het nooit weten, maar in hun eerste programma lezen we: ‘De woningnood wordt voor een deel veroorzaakt door een onjuiste bezetting van de bestaande woningvoorraad. Maatregelen dienen te worden voorbereid om een beter doorstroming te bevorderen.’

Dit artikel is ontleend aan het boek ‘Ontketend Nederland. Van Provo tot PVV’ dat volgende maand verschijnt bij uitgeverij Blauwburgwal. Inlichtingen voor pers en boekhandel: info@blauwburgwal.nl

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!