Academici maken de dienst uit in onze diplomademocratie. Of lijkt dat maar zo?  

wansink
De prioriteiten van hogeropgeleiden lijken de politieke agenda en het overheidsbeleid te bepalen. Foto: Pexels.

In 2021 had 77 procent van de Tweede Kamerleden een academische graad. Nog eens 16 procent had een hbo-diploma. De resterende 7 procent van de Kamerleden had mbo of havo/vwo als hoogste diploma. Tot die laatste groep behoorden de havo-klanten Geert Wilders en Caroline van de Plas. Zij wonnen de verkiezingen van 2023, met als resultaat dat het percentage academici in de Kamer (licht) afnam.

Hoewel de echte volkspartijen niet meer bestaan, komen de PVV en de BBB nog enigszins in de buurt. Ruim 80 procent van de kiezers op de PVV en driekwart van het electoraat van de BBB is laag of middelbaar opgeleid. Het resultaat was dat het jarenlang groeiende wantrouwen van die groep, twee derde van het Nederlandse volk, in de politiek even pas op de plaats maakte toen PVV en BBB toetraden tot het kabinet-Schoof.

‘Geen enkele invloed’

Opleiding en vertrouwen in politiek en bestuur gaan hand in hand, is de boodschap van de sociologen Mark Bovens en Anchrit Wille. In hun nieuwe editie van Diplomademocratie (de eerste kwam uit in 2011) antwoordt ruim 60 procent van de lager opgeleiden bevestigend op de stelling ‘Mensen zoals ik hebben geen enkele invloed op de regeringspolitiek’. Voor mbo’ers is dat 56 procent, voor havo/vwo 46 procent, voor hbo’ers 42 procent en voor academici 27 procent.

Bovens en Wille geven de respondenten gelijk: academici maken de dienst uit in de diplomademocratie. Hun prioriteiten bepalen de politieke agenda en het overheidsbeleid, toont het duo overtuigend aan. Vandaar dat directe democratie (bindende referenda, de gekozen burgemeester of premier) nu een speerpunt is van de lager opgeleiden en de rechtspopulisten, terwijl D66 en GroenLinks-PvdA er niks meer van willen weten.

Opvallend in het onderzoek is dat de hbo’ers meer op mbo’ers lijken dan op academici. Het is niet zozeer de studierichting, als wel de beleving van de universiteit die de academici in de ogen van beide sociologen tot een aparte maatschappelijke kaste maakt. Dat brengt Bovens en Wille zelfs tot de stelling dat opleiding ‘de nieuwe verzuiling’ zou zijn.

Behalve interessante observaties staat Diplomademocratie helaas ook vol van generalisaties die je eerder aan de stamtafel zou aantreffen. Zo komen de Tesla, de bakfiets, de Volkskrant en de havermelk voorbij als typisch gestudeerd, net als de voornamen Floris en Fleur. In werkelijkheid wordt De Telegraaf massaal door hoger opgeleiden gelezen en heeft de Volkskrant tienduizenden VVD-stemmers onder de abonnees.

Misleidende vergelijking

De vergelijking met de verzuiling, het tijdperk waarin vrijwel elke katholiek op de KVP stemde en de onkerkelijke arbeider op de PvdA, is misleidend. Zij impliceert dat het gros van de hoger opgeleiden elke keer stemt op GroenLinks-PvdA, D66 of de VVD. In werkelijkheid is de politiek onbepaalder dan ooit. De helft van de kiezers weet nog niet wat ze volgende week gaat stemmen. Maar miljoenen zullen anders stemmen dan twee jaar geleden – de regeringspartijen solliciteren alle vier naar een pak slaag.

JA21, een partij die politiek pal naast de PVV staat, komt in Diplomademocratie uit de bus als club van hoger opgeleiden. Dat staat haaks op de suggestie van Bovens en Wille dat migratie voor gestudeerde types geen issue zou zijn, en klimaat de topprioriteit. In werkelijkheid wil 87 procent van de Nederlanders dat de bevolking niet langer groeit.

Terwijl Diplomademocratie sterkt leunt op de registratie van opvattingen, met als conclusie dat de kloof tussen gestudeerd en laaggeschoold dieper is dan ooit, vraagt de socioloog Jan Willem Duyvendak zich af of meningen en ervaringen niet sterk worden gedramatiseerd. In zijn essay Spookkloven onderstreept hij juist de dynamiek in de verhouding tussen laag- en hoogopgeleid. In 1981 was een meerderheid van 58 procent laagopgeleid, nu nog maar een kwart. Het aandeel hoger opgeleiden groeide van 11 naar 36 procent – en stijgt nog steeds. Maar dat wil volgens Duyvendak nog niet zeggen dat mensen met een lagere opleiding minder kansen zouden hebben dan voorheen. Wel zijn ze mondiger geworden.

De oververtegenwoordiging van hoogopgeleide Kamerleden was vroeger veel groter: zij maakten slechts 4 procent van de bevolking uit en 40 procent van de Tweede Kamer. Dat werd bovendien als volstrekt vanzelfsprekend beschouwd.

Gepolariseerde sentimenten

Duyvendak constateert dan de inkomensverschillen kleiner zijn geworden, dat de armoede drastisch is afgenomen en de levensverwachting toegenomen. De kloven tussen jongeren en ouderen en tussen stad en platteland zijn zo goed als gedicht. Tussen mannen en vrouwen zijn de verschillen inmiddels verwaarloosbaar, zeker als het gaat om onderwijskansen. De waargenomen kloven in de samenleving zijn dus spookkloven, die vooral in de verbeelding bestaan. Juist omdat de sociale ongelijkheid objectief is afgenomen, worden de resterende verschillen als ondraaglijk en stigmatiserend ervaren.

Duyvendak gaat verder door te stellen dat ook ‘de objectieve verschillen tussen mensen met en zonder migratieachtergrond over de tijd sterk afnemen, terwijl de gepolariseerde sentimenten toenemen’.

Maar hoe zit het dan met de kloof tussen onkerkelijken en moslims? Volgens Duyvendak wordt ook die kloof overschat, want van een islamitische zuil is zijns inziens geen sprake. Daar valt over te twisten; zo trouwen moslims ook nu nog vrijwel nooit met niet-moslims. Je kunt het relativeren van maatschappelijke tegenstellingen ook overdrijven.

Mark Bovens en Anchrit Wille: Diplomademocratie. Opleiding als nieuwe scheidslijn, Prometheus, 283 pagina’s, € 25.

Jan Willem Duyvendak, Spookkloven. Waarom Nederland minder gepolariseerd is dan we denken, Thomas Rap, 143 pagina’s, € 19,99.

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!