Beoordeel de staat van de natuur met feitelijke waarnemingen en niet met computermodellen

joost schepel
Beeld: maatschapwij.nu.

Door Joost Schepel*

Op 22 mei vond het zoveelste stikstofdebat in de Tweede Kamer plaats. Niet opzienbarend was de zware kritiek van de partijen ter linkerzijde (‘het kabinet schuift de problemen voor zich uit, de natuur heeft zwaar te lijden’), de volgende dag gevolgd door gelijkluidende commentaren in NRC en Volkskrant.

Wél interessant was te zien dat de VVD, na het vertrek van voormalig stikstofminister Christianne van der Wal uit de Tweede Kamer, langzaam wegdraait van het door haar gevoerde D66-beleid onder het laatste kabinet-Rutte. Ook NSC lijkt toeschietelijker voor de huidige kabinetsplannen, die een startpakket worden genoemd. Er is sprake van een trendbreuk en die is hard nodig.

Voorzorgsbeginsel wordt verkeerd toegepast

Enerzijds omdat de Nederlandse stikstofwetgeving veel strenger is dan door de EU is voorgeschreven en anderzijds omdat, door een rigide toepassing van het voorzorgsbeginsel, het hele vergunningsysteem in Nederland op slot is komen te zitten. Zoals het voorzorgsbeginsel nu wordt toegepast, lijkt het op de voetganger die niet op het trottoir durft te lopen omdat een automobilist misschien zijn macht over het stuur kan verliezen. Maar het voorzorgsbeginsel is nooit bedoeld om ieder mogelijk risico uit te sluiten.

Het helpt overigens niet dat organisaties als Greenpeace en Vollenbroeks Mobilisation for the Environment (MOB), die zeggen op te komen voor het algemeen belang, in Nederland wel erg makkelijk gehoor vinden bij de rechter. MOB komt in Nederland steevast als winnaar uit de bus, waar de rechter zich moet baseren op de strenge Nederlandse normen en het nu toegepaste voorzorgsbeginsel en bijna altijd concludeert: ‘dat verslechtering van de natuur niet op voorhand is uit te sluiten’.

In 2021 zijn Kritische Depositiewaarden (KDW’s) voor stikstofdepositie als doelen voor 2025, 2030 en 2035 én als resultaatverplichtingen in de wet opgenomen. Uit wetenschappelijk onderzoek in 2023 bleek dat de KDW’s inmiddels lager waren geworden, dat wil zeggen dat de doelen moeilijker te halen zijn.

Hoe dom heeft de politiek kunnen zijn om een resultaatverplichting op basis van een indicator – de KDW die kan wijzigen en daarmee een bewegend doel wordt – in de wet op te nemen?

In de Greenpeace-zaak veroordeelde de Haagse rechtbank de Nederlandse Staat tot een dwangsom van 10 miljoen euro voor het geval de KDW-doelen in 2030 niet worden gehaald (de KDW-doelen voor 2025 zijn sowieso al onhaalbaar). De reactie van de linkse partijen is uiteraard ‘er moet een tandje bij en wel gisteren’.

Werkelijke tolerantie voor stikstof is vaak hoger

Er kan ook kritisch naar de KDW en de totstandkoming ervan gekeken worden en dat is precies wat minister Wiersma aan het doen is. De KDW’s worden (met modelberekeningen) afgeleid uit kasproeven waarin planten worden blootgesteld aan toenemende hoeveelheden stikstof. De drempel ligt bij het eerst waarneembare effect. In de natuur blijkt de werkelijke tolerantie voor stikstof vaak hoger, vanwege complexe interacties en natuurlijke veerkracht. De KDW zeggen op zichzelf dan ook niets over de actuele staat van de natuur. Daarvoor is veldmonitoring noodzakelijk.

Het is terecht dat de minister voornemens is met een spoedwet de domme wet uit 2021 ongedaan te maken. De minister wil ook van het huidige stikstofdepositiebeleid (dat niet werkt) naar een stikstofemissiebeleid en dat is op zichzelf al een vooruitgang. Uit praktijkonderzoeken is komen vast te staan dat een aanzienlijk deel van de stikstof binnen een straal van 250 meter tot maximaal 500 meter van de stikstofbron neerslaat. De minister onderzoekt nu hoe binnen een zone van 250 meter vanaf stikstofgevoelige natuurgebieden (de Peel en de Veluwe) maatwerk kan worden geboden (waaronder uitkoop of verplaatsing van bedrijven).

AERIUS is ongeschikt

Naast de KDW kent Nederland voor de vergunningverlening het verplichte computer-rekenmodel AERIUS. In dit model is de stikstoftolerantie ten opzichte van stikstofgevoelige natuur praktisch nul (0,005 mol/ha/jaar). De minister wil deze ondergrens optrekken naar 1 mol/ha/jaar. Zij blijft daarmee nog vér beneden de in Duitsland en Denemarken geldende ondergrenzen, maar daarmee kan in ieder geval een belangrijk deel van de vergunningverlening weer op gang komen en ook dat is een vooruitgang.

De commissie-Hordijk oordeelde al in 2019 dat AERIUS op lokaal niveau niet geschikt is voor de vergunningverlening. Desondanks gaat het RIVM onverdroten en ijzerenheinig voort met het verder uitbreiden van het aantal MAN-meetpunten (MAN staat voor Meetnetwerk Ammoniak in Natuurgebieden) en het ‘verbeteren’ van AERIUS. Deze MAN-meetpunten geven weliswaar uitsluitsel over de hoeveelheid ammoniak in de lucht, maar geven geen uitsluitsel over de stikstofdepositie en de staat van de natuur. Beleid dat alleen op stikstofreductie stuurt schiet ecologisch tekort, omdat ook andere drukfactoren zoals verdroging, beheergebreken, versnippering, recreatiedruk minstens zo belangrijk zijn.

Modelmatig stikstofbeleid leidt tot tunnelvisie: natuurherstel wordt vernauwd tot één indicator, waardoor andere noodzakelijke maatregelen uit beeld verdwijnen. Daarom is het jammer dat de minister nog geen afstand wil doen van AERIUS. Hier zou de minister wat meer lef kunnen tonen. Na 20 jaar vruchteloos pogen om AERIUS te vervolmaken zou nu eindelijk de conclusie moeten worden getrokken dat we met computermodellen niet de feitelijke staat van de natuur kunnen meten.

Hier geldt toch ook het adagium van de trias politica. De wetgevende macht (regering en parlement) zal de richting moeten aangeven en de rechter behoort in beginsel die richting te volgen.

Essay bepleit natuurmonitoring

Volgens de EU Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) hebben de lidstaten een inspanningsverplichting om de natuur in stand te houden en moeten zij verslechtering daarvan tegengaan. Het woord stikstof komt in de VHR niet voor. De lidstaten hebben een zekere vrijheid om invulling aan de verplichtingen uit de VHR te geven. In veel andere EU-lidstaten worden de natuurontwikkelingen feitelijk gevolgd (natuurmonitoring), waarbij stikstof één van de drukfactoren is. Natuurmonitoring vindt bijvoorbeeld in Zweden al jarenlang effectief plaats door een grote samenwerking tussen overheidsinstanties, wetenschappers, lokale gemeenschappen en natuurbeschermingsorganisaties.

Een aantal deskundigen op velerlei terrein (waaronder ondergetekende) heeft onlangs een essay het licht doen zien en bepleit een systeem van natuurmonitoring in de plaats van het generieke stikstofreductiebeleid en de modellenwerkelijkheid van AERIUS. Dat is een serieus, haalbaar én betaalbaar alternatief, dat voldoet aan de VHR. Dat essay wordt binnenkort aangeboden aan de vaste commissie Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van de Tweede Kamer.

Bredere benadering

Natuurmonitoring komt er kort gezegd op neer dat feitelijk in het veld (de Natura2000 gebieden) een inventarisatie gemaakt wordt van de aanwezige en te beschermen flora en fauna, dat de ontwikkelingen periodiek gevolgd worden en tijdig lokaal wordt ingegrepen waar verslechtering dreigt. Natuurmonitoring is niet alleen praktisch en juridisch aantrekkelijk, maar is ook vanuit ecologisch oogpunt superieur door een bredere benadering van ecosystemen.

Om het mogelijk nadeel van natuurmonitoring te compenseren (natuurmonitoring is altijd een constatering achteraf) moeten ook abiotische condities – zoals zuurgraad, voedselrijkdom en vochttoestand – in kaart worden gebracht en gevolgd en moet ook het voorzorgsbeginsel anders en meer gebaseerd op realistische risico’s worden geformuleerd (taak wetgever) en toegepast (taak rechter).

Expertteams

Zolang de abiotische condities binnen ecologisch verantwoorde marges blijven en geen negatieve trends vertonen, is de situatie stabiel. Wordt een overschrijding of verslechtering gesignaleerd, dan kan tijdig en gericht worden ingegrepen.

Om een onafhankelijke toetsing, uniforme standaarden en voldoende frequentie te borgen benoemen de provincies in dit systeem expertteams. Deze teams bevatten de nodige expertise: ecoloog, hydroloog, bodemkundige, lokale ervaringsdeskundige etc. De provincie in kwestie benoemt de leden van het expertteam op voordracht vanuit een gezamenlijk overleg van landbouworganisaties, terreinbeherende organisaties en regionale belangenbehartigers. Dit om een onafhankelijke analyse te genereren. De Ecologische Autoriteit kan een coördinerende rol vervullen.

Een aandachtspunt voor de expertteams zijn de mogelijke veranderingen van flora en fauna ten gevolge van de klimaatverandering. Deze veranderingen hoeven niet persé verslechteringen te betekenen. Als het bij ons warmer wordt, kunnen sommige vogels en planten, die hier eerder niet voorkwamen, uit het zuiden verschijnen en andere vogels en planten naar het noorden verdwijnen. Dat zijn natuurlijke ontwikkelingen.

Reële meerderheid

Linkse onheilsprofeten (die een andere agenda hanteren en de veehouderij in Nederland geheel of grotendeels willen afschaffen), natuurorganisaties (die hun primaat over de natuur kwijtraken) en Johan Vollenbroek (die zijn broodwinning in gevaar zal zien) zullen niet enthousiast zijn over het natuurmonitoringssysteem. Maar de reële meerderheid der natie, die ziet dat het zo niet verder kan, moet wel te winnen zijn voor dit plan

Reacties zie ik graag tegemoet op schepeljoost@gmail.com.

*Joost Schepel was advocaat. Hij stond bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 op de kandidatenlijst van de BBB.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIERHartelijk dank!