De langstzittende premier is niet per se de beste

mark-rutte
Mark Rutte, zoals de Rijksvoorlichtingsdienst hem ziet (foto: Martijn Beekman)

Hij doet zelf of het er niet toe doet, maar dat zegt bij Mark Rutte niet zoveel. Zichzelf niet te veel op de borst kloppen, dat maakt deel uit van zijn instrumentarium. Maar het is hem toch maar mooi gelukt: de langstzittende minister-president van Nederland worden. Hoe is hem dat gelukt? Is het een verdienste? Is Nederland er beter van geworden? Vragen.

Hoewel de Nederlandse politiek vooral weinig opmerkelijke politici produceert, zijn de meeste premiers voor Nederlandse begrippen toch best karakteristieke figuren. Een aantal van hen hebben het premierschap een gezicht gegeven. Denk aan Joop den Uyl in de jaren zeventig, aan Ruud Lubbers in de jaren tachtig, aan Wim Kok in de jaren negentig. Wie in die tijd opgroeide wist niet beter of een minister-president zag er uit als die van dat moment.

Dat komt deels, omdat premiers doorgaans veel langer meegaan dan ‘gewone’ ministers. Ministers en ook Kamerleden zijn passanten, maar de premier gaat in die functie algauw enkele Kamerperioden mee. En daar gaat dan vaak een periode van zichtbaarheid als fractievoorzitter of bewindspersoon aan vooraf.

Mark Rutte past in dat patroon. Een enkeling herinnerde zich hem als langdurig voorzitter van de jongerenafdeling van de VVD toen hij in 2003 op het voortoneel belandde als staatssecretaris, die in 2006 verrassenderwijs VVD-leider, lijsttrekker en oppositieleider werd. Dat leiderschap was op het nippertje, zoals hij in 2010 ook op het nippertje de verkiezingen won en premier werd, om die positie tot op heden niet meer op te geven.

Alleen winnen als het echt nodig is

Het beeld mag dan wel bestaan dat Mark Rutte steeds maar weer soepeltjes alle verkiezingen wint, tot wanhoop van zijn rivalen. Maar zo is het dus niet. Rita Verdonk was de gedoodverfde winnaar van de partijverkiezingen in 2006, maar Rutte haalde haar in bij de finish. In 2010, zo mag hij zelf graag zeggen, hadden de verkiezingen geen dag later moeten plaatsvinden, anders was niet hij maar Job Cohen van de PvdA de winnaar (en de premier) geworden.

Sinds 2010 heeft Rutte ook echt niet alle verkiezingen gewonnen. Hij verloor de gemeenteraadsverkiezingen een keer van het CDA. Hij verloor de Europese verkiezingen van een reeks van partijen (D66, CDA, PVV, PvdA). Hij verloor de provinciale verkiezingen een keer van Forum voor Democratie. Maar Mark Rutte verstaat de kunst om de verkiezingen te winnen die er voor de macht in Nederland echt toe doen: de Kamerverkiezingen. En die won hij sinds 2010 vier keer. En dat is wél ongekend voor een partij die sinds de oprichting in 1948 steevast de derde was.

Dat de VVD onder Rutte zo lang de grootste kon zijn is misschien niet eens zo’n geweldige prestatie. Het hing al enkele decennia in de lucht. Naarmate steeds meer Nederlanders ontkerkelijkten en zich tot de middenklasse konden rekenen lag het voor de hand dat een lichtjes conservatieve liberale volkspartij het voorspelbare verlies van de christendemocraten en sociaaldemocraten kon oprapen. Zo bezien duurde het zelfs nog best lang alvorens de VVD de grootste partij van het land werd.

Dat Mark Rutte met de VVD zo ver wist te komen en daar ook wist te blijven is niettemin een bijzondere prestatie. Hij deed dat met een uitgesproken Wille zur Macht, verborgen achter een bijzonder acteertalent. Hij deed en doet dat door een verbijsterende souplesse in de omgang met beloftes (en met de waarheid) en met een zelden vertoonde grootmoedigheid tegenover coalitiepartners en in het algemeen een ieder wiens gedoogsteun hij nodig heeft.

Dan zijn er ‘geen taboes’ zoals hij in de week dat hij recordpremier werd tegen protesterende boeren zei. Maar als die boeren de geschiedenis kennen, weten ze ook dat Rutte alle onderhandelingspartners die hij voor de bestendiging van zijn macht veel gunt, uiteindelijk toch opeet. Kent u de Zwarte Weduwe, de vrouwtjesspin die het mannetje na de paring opeet? Dat is Mark Rutte.

Veel weggeven, maar uiteindelijk winnen

In 2010 kreeg het CDA in Ruttes eerste kabinet alle politieke wensen in het regeerakkoord en van het VVD-programma was weinig terug te zien, maar in 2012 probeerde Rutte zo snel verkiezingen te houden dat het beschadigde CDA zich niet op tijd kon herstellen. Dat de VVD nog steeds de grootste partij is, komt in de eerste plaats omdat het CDA dat niet meer is èn omdat Rutte de VVD positioneert zoals het CDA zichzelf vroeger: in het midden. En toch stapte het CDA dit jaar weer in een kabinet met Rutte. Of die partij dat overleeft is twijfelachtig.

Het dure lot van steun geven aan een coalitie onder leiding van Rutte trof in meer of mindere mate ook de PVV in 2012, de PvdA in 2012-2017 en GroenLinks na gedoogsteun in 2012 en 2021. En nu staat D66 op het menu. Sigrid Kaag van D66 mocht haar hele verkiezingsprogramma in het regeerakkoord van het vierde kabinet-Rutte schrijven, maar haar partij is na een half jaar regeren gehalveerd in de peilingen.

‘De directeur’

Mark Rutte is een bijzonder talent, en dat is hij. Hij kiest als doel alleen de positie die er voor de macht echt toe doet en controleert die positie vervolgens met precisie en timing. Bij crises is hij graag onzichtbaar als hij de risico’s naar een ander kan schuiven en duikt pas op als de risico’s naar hemzelf toe komen – of als hij er voordeel bij kan hebben. Nu de boerenopstand zijn vierde kabinet bedreigt en zijn premierschap in gevaar komt liet hij per telefoon vanaf zijn vakantieadres weten dat er ‘geen taboes’ zijn. Wat Sigrid Kaag daar van vindt is plotseling van minder belang, naar het lijkt.

Macht, dat is waar het bij Mark Rutte om gaat. Zijn moeder zag dat al, ze vond haar jongste kind vaak niet aardig en noemde het ‘de directeur’. Zijn schoolvriendje werd ingezet om hem te interviewen als ware hij toen al de minister-president. Rutte noemde zijn eigen partij, de VVD, uiteindelijk ook maar een middel om het land te besturen.

En inderdaad ligt de VVD als partij na zestien jaar partijleiderschap en twaalf jaar premierschap van Mark Rutte op apegapen: fors ledenverlies, nergens een potentiële opvolger te bekennen, het interne debat zorgvuldig weg geplamuurd, iedere minister of Kamerlid dat niet blind de leider steunt naar de uitgang geduwd.

Als Mark Rutte iets is, dan is hij een machtspoliticus. Alles ondergeschikt aan de macht. Zijn talent is, dat hij alle rollen speelt om te verhullen dat hij dat is. Hij kiest niet voor uiterlijk vertoon, maar doet alsof hij de ongevaarlijke, altijd opgewekte buurjongen is die, appeltje in de hand, op de fiets naar zijn werk gaat – en of dat werk ook maar een baan is. Hij geeft iedereen zijn zin, maar aan het eind moet je je vingers natellen. Zelf noemt hij het ‘comfort bieden’ aan coalitiepartners en gedoogpartners.

Dat hij nu recordpremier is, komt omdat hij een uitzonderlijk talent is in comfort bieden aan iedereen die hem in de lucht houdt als premier en als volgende lijsttrekker. Hij maakt zich graag klein om uiteindelijk maar de baas te zijn. Niets is hem te min, desnoods reist hij af om in Den Bosch een vakbondsman achter een biertje comfort te bieden. De keukentafel van Jolande Sap van GroenLinks om maar troepen naar Afghanistan te sturen – ook goed. Het resultaat telt.

De taal, die beheerst hij

En verder is Mark Rutte natuurlijk de meester van het woord. Hij praat de oppositie suf, stelt zich in ieder geval op het oog nederig op als het nodig is om te paaien, verpakt leugens en halve waarheden zodanig dat het weerwoord wegsterft. Toen zijn politieke sterfbed leek te naderen nadat de hele Kamer – op de VVD na – hem op Goede Vrijdag 2021 wegstemde stond hij een dag later, op Stille Zaterdag, via de tv als ware hij Lazarus al weer op – nederig op de fiets, mutsje op het hoofd.

Het duurde even, maar driekwart jaar later regeerden Sigrid Kaag, Wopke Hoekstra en Gert-Jan Segers weer vrolijk verder met de premier die ze eerder hadden afgezworen. Hij zou een nieuwe bestuurscultuur omarmen en had daar hele bijzondere ideeën over. Nauwelijks meer iets van gehoord. Van Mark Rutte is ondertussen ook niets te merken van hard feelings. Waarom zou hij? Ook daarin is hij de souplesse zelve. Wie het laatst lacht.

Controlfreak

Niet dat hij vergeet. Zoals Lodewijk Asscher, een kabinetsperiode lang zijn vicepremier, opmerkte: dat Rutte vergeetachtig zou zijn is heel vreemd voor iemand die aantoonbaar altijd een controlfreak is en juist nooit iets vergeet. Mark Rutte is hooguit Oost-Indisch vergeetachtig: als het nodig is voor het hogere doel. Om de verkiezingen te winnen of de coalitie bij elkaar te houden, om premier te blijven.

Dan belooft hij dat de Grieken geen cent meer krijgen, dat de hypotheekrente onaangetast blijft, dat de hardwerkende middenklasse een belastingkorting krijgt. Als het richting volgende verkiezingen leugens en dooddoeners blijken roept hij ruim voor die verkiezingen – zoals in 2016 – één keer mea culpa en dat hij het nooit meer zal doen om zo, nu met een door hemzelf schoon verklaard blazoen – op weg te gaan naar de volgende verkiezingen.

Aan de vooravond van die verkiezingen zegt hij nog wat stoers over buitenlanders (‘Pleur op’) om wat PVV-stemmers weg te kapen en van zijn D66-imago af te komen. In 2017 steunde hij zijn winnaarsgeluk wat extra door on-Nederlands ondiplomatiek hard optreden tegen Turkse ministers. De verliezers? PVV en CDA.

Mark Rutte is nu dus recordpremier en hij wil ook nog niet weg, nog lange niet. Hij wil ook niet naar Brussel, naar de Navo of de Europese Unie. Op de keper – en bij nader inzien – beschouwd past dat ook helemaal niet bij hem. Ten eerste weet Rutte beter dan wie dan ook dat als je maar even met je ogen knippert je je positie kwijt bent. Wie op weg is naar de uitgang wordt al niet meer serieus genomen.

Minstens zo belangrijk: de premier is veruit de machtigste figuur in het Nederlandse politieke systeem. Hij moet daarvoor weliswaar de kunst beheersen om anderen zoveel comfort te bieden dat ze jou in die positie willen houden, maar dat kan Rutte wel. Hij is de politicus geworden kameleon.

Rutte heeft in zijn twaalf jaar tot nu toe ook zelf weer vorm gegeven aan dat premierschap, door zich te gedragen als de dienaar van zijn coalitiepartners en zijn gedoogpartners. Hij voorspelde al kort na zijn aantreden als premier dat het steeds moeilijker zou zijn om kabinetten met meerderheden in zowel de Tweede als de Eerste Kamer te vormen, maar maakte zich daar niet al teveel zorgen over, want er zouden naar zijn idee altijd constructieve oppositiefracties voorhanden zijn. En zo bleek. Al blijken er steeds meer fracties buiten de door Rutte geprezen constructieve oppositie te zijn.

De regering heeft meer macht dan het parlement

De premier is onder meer zo machtig, omdat in het Nederlandse stelsel de regering als uitvoerende macht ook veel wetgevende macht is toebedeeld. De regering, waarvan de premier hoe dan ook de alom zichtbare leider en de agendasesetter is, kan in het dagelijkse doen en laten veel bepalen buiten regeer- en gedoogakkoorden om.

Qua internationaal optreden is de premier niet eerder zo machtig geweest. Ruud Lubbers (premier van 1982-1994), moest zijn minister van Buitenlandse Zaken – Hans van den Broek – nog hardhandig duidelijk maken dat in internationaal verband de premiers en presidenten het buitenlandse beleid bepalen, in de Ruttetijd bestaat daar al lang geen twijfel meer over.

Achtereenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken – maar bijvoorbeeld ook die van Financiën – weten dat de internationale beslissingen die er toe doen niet in hun kring worden genomen, maar in de kring van premiers en presidenten.

Hoe top zijn topfuncties?

En zo weet Mark Rutte ook maar al te goed dat de secretaris-generaal van de Navo, de voorzitter van de Europese Commissie en de ‘president’ van de Europese Raad in de eerste plaats uitvoerders zijn, topambtenaren – ‘fonctionnaires’, zoals de Fransen lichtjes neerbuigend plegen te zeggen. Een minister-president, die is in dat licht juist geen uitvoerder, maar een mede-opdrachtgever. De eerste minister van een land is aan de internationale tafels iemand, maar dat staat bij een politiek benoemde functionaris nog niet zo vast. Geen wonder dat de machtspoliticus Mark Rutte niet zo nodig naar Brussel hoeft.

De vraag dringt zich wel op of Mark Rutte, nu hij de langstzittende premier is ook de beste premier van Nederland is geworden. Laten we ons voor een antwoord op die vraag beperken tot de laatste (ruime) halve eeuw. Ter vergelijking hebben we dan beschikbaar de premiers Piet de Jong (1967-1971), Barend Biesheuvel (1971-1973), Joop den Uyl (1973-1977), Dries van Agt (1977-1982), Ruud Lubbers (1982-1994), Wim Kok (1994-2002) en Jan Peter Balkenende (2002-2010).

Een jezuïtische protestant

Hoewel zelf van protestantse huize (en religieus, naar eigen zeggen) heeft Mark Rutte nog het meest van de vorige recordpremier, de katholiek Ruud Lubbers. Die won in 1986 ook de verkiezingen met wat eerder VVD- dan CDA-beleid was en maakte de VVD aldus klein, om vervolgens met de PvdA te gaan regeren. Lubbers, geschoold bij de jezuïeten, pakte het hele Binnenhof in met vaagpraat die hem vrij baan gaf. Mark Rutte is de jezuïet onder de van huis uit protestantse politici.

Het moet hem worden nagegeven: Mark Rutte is ook, op het oog althans, behoorlijk onverstoorbaar. In dat opzicht heeft hij wel wat van Piet de Jong, de premier die in zijn eigen tijd werd verweten ‘op de winkel te passen’ en een rechtse premier in een linkse tijd leek te zijn. Terugblikkend introduceerde De Jong overigens juist veel links beleid. Maar in zijn optreden was hij relativerend – en ook dat is de methode-Rutte.

Hoewel zijn credentials anders doen vermoeden, is Mark Rutte geen sobere calvinist. Daarvoor moeten we eerder bij de PvdA’er Wim Kok (althans, in zijn eerste kabinet) zijn en bij de CDA’er Jan Peter Balkenende (ook bij diens eerste kabinet). Onder Ruttes eerste kabinetten is er wel iets bezuinigd, maar zijn vooral de belastingen omhoog gegaan (en er staat meer op de rol). RutteDrie en RutteVier zijn de meest spilzuchtige kabinetten uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Daar zijn zelfs de kabinetten van Den Uyl en Van Agt niets bij.

Hoe effectief is Rutte?

Rutte’s voorganger Jan Peter Balkenende was niet een erg gerespecteerde premier, ook niet in de ministerraad, ook niet onder zijn eigen ambtenaren. Maar Balkenende was wel een effectieve premier. Hij saneerde de uitkeringen (vroegpensioen, wao, bijstand, ww) en introduceerde een nieuw zorgstelsel.

Rutte verhoogde de belastingen toen het al slecht ging met de economie op een manier die door niemand – behalve stilzwijgend door de VVD – meer gesteund wordt. En toen de schade zo’n beetje hersteld was gaf hij de agenda uit handen aan coalitiepartner D66: torenhoge extra uitgaven voor onder andere klimaat en stikstof. Erg consistent is het niet, dat is wel het minste dat je er van kunt zeggen.

Mark Rutte is Rubberen Rutte, zo blijkt ook uit het gemak waarin hij van afwijzend naar meebuigend gaat bij de woke-agenda, waarin ‘zwart’ slachtoffer is en ‘wit’ de dader en waarin ‘gender’-minderheden tot in het absurde worden bediend. Eerst  was Rutte tegen het van overheidswege laten verdwijnen van Zwarte Piet, daarna was hij voor.

Toen er in de VS een burger in politiehanden overleed was Rutte er als de kippen bij om te stellen dat we ook in Nederland systemisch racisme zouden kennen en haalde hij al gauw een delegatie van Black Lives Matter naar het Catshuis. Ook dat is comfort bieden à la Mark Rutte. Even de druk van de ketel halen.

Wie wint in Brussel?

Een aardige toetssteen is ook de effectiviteit van de Nederlandse premier in de Europese Raad, de club van regeringsleiders. Nederlandse premiers (Lubbers, Kok, Rutte ook) heten daar vaak veel aanzien te genieten en erg gerespecteerd te zijn. Dat zegt weinig over de vraag of het belang van de burgers van Nederland ook optimaal wordt bediend.

In dit opzicht is de record van Mark Rutte niet indrukwekkend. Hij mag graag de indruk wekken stevig in de strijd te staan, maar legt zich uiteindelijk op hoofdlijnen neer bij meer Europa (geld, bevoegdheden) hoewel hij aanvankelijk anders suggereerde. In dat opzicht is Rutte in zijn huidige kabinet zelf volledig door de pomp: hij lijkt ook in dit opzicht meer D66-premier dan ooit.

Zo beroerd als Ruud Lubbers zal Rutte het trouwens niet gauw doen. Vriend en vijand zijn het er over eens dat die in 1992 zo slecht onderhandelde – het kostte Nederland uiteindelijk tientallen miljarden – omdat hij in de smaak wilde vallen om voorzitter van de Europese Commissie te worden. Dan Balkenende: tegen zijn imago in was die wel effectief: hij voorkwam een stijging van de Europese landbouwuitgaven en gebruikte het Nederlandse ‘nee’ tegen de Europese Grondwet om een lagere EU-contributie voor Nederland te bedingen.

Rutte: de migratiepremier

Op het vlak van immigratie, ook een terzake doende toetssteen, heeft Rutte hooguit een gemengde staat van dienst. Hij loopt met een grote boog om het thema heen, ook nu Nederland al acht jaar een stormachtige bevolkingsgroei kent, vrijwel volledig veroorzaakt door een ongecontroleerde immigratie. Ruttes enige bijdrage aan de inperking daarvan is zijn aandeel in de Turkijedeal van 2016, waarbij overeen werd gekomen dat dat land geen asielzoekers meer naar Griekenland zou sturen.

Verder: niets. Geen beleid, geen visie, geen idee, niets. Terwijl de problemen van Nederland zoals de Ruttekabinetten die zelf zien (klimaat, woningtekort, stikstof) nauw gelieerd zijn aan de snelle bevolkingsgroei. Veel premiers (De Jong, Lubbers) hebben steken laten vallen als het om grootscheepse immigratie gaat, maar dat geldt zeker ook voor Rutte.

Ondertussen is Mark Rutte vooral wat hij op het eerste oog niet is. Hij lijkt de allemansvriend, open, toegankelijk, losjes, bescheiden, ontspannen. Het zijn bij nadere beschouwing vooral ook de middelen waarmee de machtspoliticus Mark Rutte opereert. Alles wat Mark Rutte lijkt te zijn komt prima van pas om effectief te zijn om steun te vergaren en te behouden voor zijn begeerde positie: die van minister-president van Nederland.

Veel is daaraan ondergeschikt: het privéleven van Rutte zelf – althans, voor zover bekend – de toekomst van zijn eigen partij en zijn eigen verkiezingsbeloften. Achter de man met de gympen en de appel en de fiets die het graag iedereen naar de zin maakt zit een man die er veel, zo niet alles voor over heeft om aan het stuur te zitten en aan het stuur te blijven.

Daar is trouwens ook een hele goede, objectieve reden voor. Met premiers loopt het in Nederland vaak niet goed af. Piet de Jong, Barend Biesheuvel en Dries van Agt raakten in vergetelheid. Ruud Lubbers werd geen topman bij de EU of bij de Navo en beleefde een vernederende afgang als topman bij een VN-organisatie.

Is er leven na het premierschap?

Wim Kok droeg de macht over, maar zag zijn partij kelderen. Met Kok heeft Rutte trouwens gemeen dat hij de politiek depolitiseerde en reduceerde tot ‘besturen’ zonder dat er veel politieke keuzes werden gemaakt. Het strandde op de opkomst van Pim Fortuyn, het type risico dat ook Rutte nu loopt. En Jan Peter Balkenende? Die kreeg ook zijn begeerde Brusselse baan niet en is nu lobbyist voor grote bedrijven.

Geen wonder dat Mark Rutte het vooruitzicht dat er een tijd is na het premierschap nog even uitstelt. En de beste premier is hij wellicht niet, wel de meester bij uitstek in het vergaren van verkiezingswinst als het echt nodig is, om vervolgens – zichzelf ogenschijnlijk wegcijferend – behendig meerderheden te verzamelen die hem aan de macht houden.

Wynia’s Week zorgt 104 keer per jaar voor verrassende inzichten en vers nieuws. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Dat kan HIER. Hartelijk dank!