De pensioenwereld moet op de schop: vakbonden en werkgevers eruit, echte belanghebbenden erin

In de verkiezingen speelt het onderwerp tot nu toe geen enkele rol, ook al gaat het om grote vermogens en het geld van meer dan tien miljoen Nederlanders.
Dat onderwerp is de vraag: wie besturen onze pensioenfondsen? Wie beslissen over het beheer van inmiddels 1.598 miljard euro pensioenbeleggingen? Anders gezegd: wie zijn ervoor verantwoordelijk dat de beleggingen het beste rendement opleveren en niet worden ingezet voor politiek geïnspireerde ‘goede doelen’ en hobby’s?
Nieuwe wet
Deze vraag is urgent geworden. Binnen minder dan drie jaar hebben de meeste Nederlanders een pensioen dat is gekoppeld aan de rendementen van de beleggingen van hun pensioenfonds. Dat is het gevolg van de Wet Toekomst Pensioenen die per juli 2023 van kracht is. De meeste pensioenfondsen moeten de wet nog in de praktijk brengen. Of dat binnen de gestelde tijdslimiet (uiterlijk 2028) lukt, is de vraag.
Eerder dit jaar hebben Tweede Kamerleden van NSC (Pieter Omtzigt en Agnes Joseph) en BBB (Henk Vermeer) geprobeerd om meer individuele zeggenschap te forceren bij deze grote verandering, maar ze kregen geen meerderheid. In de verkiezingsstrijd lijken hun partijen (grote) verliezers te worden.
De nieuwe wet maakt uw pensioen nog meer onzeker dan het de afgelopen jaren al is geweest. Meermaals was er weinig of geen compensatie voor de gestegen prijzen.
De nieuwe wet regelt dat het collectieve vermogen van de pensioenfondsen wordt verdeeld over de individuele rechthebbenden: De werknemers en de gepensioneerden. Zij krijgen een individueel pensioenpotje. Daar moet u zich niet te veel van voorstellen. Want zelf beslissen over het beheer van het geld in dat potje is er niet bij.
Maar u krijgt wél de resultaten op uw bordje van de beleggingskeuzes die het pensioenfondsbestuur heeft gemaakt. De behaalde rendementen op de beleggingen bepalen hoeveel uw pensioen wordt verhoogd. Of verlaagd. Soms zal uw pensioen daardoor meer groeien dan vroeger, maar in belabberde beurstijden verarmt u. Er is wel een schokdemper tegen calamiteiten, maar hoe stevig die is…? De echte test, de praktijktest, moet nog komen.
Hoge inflatie
Gepensioneerden staan daarbij op achterstand. De Rutte-kabinetten en de Tweede Kamer hebben bepaald dat zij weinig risico moeten lopen. Daarom worden voor hen meer beleggingen in staatsobligaties gedaan. Helaas betekent dat lage risico betekent ook een laag rendement dat ook nog eens wordt uitgehold door de relatief hoge Nederlandse inflatie.
Profijtelijk beleggen is nu meer dan ooit prioriteit één voor de pensioenwereld. De beleggingskeuzes en de uitvoering daarvan zijn in elk pensioenfonds in handen van het bestuur. En ín dat bestuur zijn twee afvaardigingen dominant: de werkgever(s) en de werknemers. De laatste groep wordt vertegenwoordigd door de vakbonden. De gepensioneerden zitten ook aan tafel, maar hebben meestal geen getalsmatig overwicht.
Liever lage premies
Werkgevers en vakbonden waren in de pensioenwereld traditioneel elkaars bondgenoten. Ze heten de sociale partners, maar in de pensioenwereld zijn ze ook financiële partners. Ze hebben namelijk beide belang bij lage pensioenpremies. Dat is goed voor de winst van de werkgevers én voor de koopkracht van de werknemers. De belangen van gepensioneerden kwamen er meer dan eens bekaaid af. Ouderen hebben niks aan lage pensioenpremies, maar wel aan compensatie voor hogere prijzen.
Deze gemakzucht is inmiddels grotendeels passé. Dat is onder meer afgedwongen door strengere regels. Nu is het tijd om het bestuur van pensioenfondsen aan te passen aan de nieuwe wet en de veranderde sociaal-economische omstandigheden.
Dat betekent voor werkgevers en vakbonden dat hun dominante rol is uitgespeeld. In de nieuwe wet hebben de werkgevers geen verplichtingen meer tegenover ‘hun’ pensioenfonds. Al is het in cao’s doorgaans wel geregeld dat werkgevers een deel van de pensioenpremie van de werknemers betalen. Maar na de volgende beurskrach zullen werkgevers ‘hun’ pensioenfonds niet redden. Dat fonds staat er dan alleen voor.
Daarmee vervalt de rol van werkgevers in de pensioenfondsbesturen. Het CDA zinspeelt daar op in zijn verkiezingsprogramma. De partij van Henri Bontenbal ‘wil de positie van deelnemers versterken en wil verkennen hoe het bestuur van pensioenfondsen eruit moet zien’.
Vakbonden eruit
Ook de vakbonden moeten inbinden. Zij zijn niet meer de vanzelfsprekende vertegenwoordigers van werkend Nederland, al hebben ze in sommige bedrijven (KLM, NS, staalbedrijf Tata Nederland) en bedrijfstakken (overheid) een sterke positie. Het percentage werkenden dat lid is van een vakbond daalt al decennia, tot inmiddels 11 procent.
Het afscheid van de vanzelfsprekende dominantie van de sociale partners doet recht aan de nieuwe wet. Pensioenfondsen staan op het punt zelfstandige financiële organisaties te worden, met maar één doel: het beste rendement voor hun verplicht aangesloten werknemers en gepensioneerden. In deze zelfstandigheid past het niet dat zij een ‘speeltje’ of verlengstuk zijn van de belangen van werkgevers en vakbonden.
Pensioen is uw geld
BBB is daarover het meest duidelijk: weg met de bestuursvorm ‘waarbij werkgevers en vakbonden elkaar in evenwicht moeten houden’. De partij van Caroline van der Plas en pensioenwoordvoerder Agnes Joseph (ex-NSC) zegt in haar programma: ’Pensioengeld is van de mensen zelf en vraagt om professioneel bestuur, heldere verantwoording en een eerlijke vertegenwoordiging.’
Wie moeten de bestuurszetels innemen? Me dunkt dat organisaties van gepensioneerden, werknemers en andere belanghebbenden voldoende bestuurservaring, pensioenkennis en financiële competentie kunnen aanboren.
Het bestuur van pensioenfondsen moet op de schop. Traditionele belangen eruit, echte belanghebbenden erin.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!