De Rutte-kabinetten bleken niet in staat grenzen te stellen aan arbeidsmigratie

frame1
Arbeidsmigranten. © Beeld: Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Politiek Den Haag lijkt soms meer een wielerkoers, een polder-Tour, dan een serieus debat- en beslissingscentrum. Het begon met een valpartij (kabinet RutteVier). Een deel van het peloton (Tweede Kamer) wilde de geletruidrager (Mark Rutte) kwijt. Maar hij stapte zelf uit de koers. Opeens klonk het eenstemmig uit het peloton: halleluja, looft hem. Vervolgens gaan renners en volgers over tot de dagkoersen. Wie worden de nieuwe kopmannen (m/v)? Wie wint de volgende koers, die pas op 22 november wordt verreden? Joop Zoetemelk zei dan: Parijs is nog ver.

Maar over de oorzaak van de valpartij, een kennelijk brisant conflict over migratie, hoor je niemand meer.

Tegengestelde denkrichtingen op ministeries

Op 10 juli stuurde demissionair minister van Justitie Dilan Yeşilgöz (VVD) de Tweede Kamer – die daar om gevraagd had – een brief met 53 documenten over het maandenlange kabinetsberaad over migratie. Ze gaan over asiel-, studie- en arbeidsmigratie. De eerste bijlage is van 30 december 2022, de laatste dateren van 10 juli. Het zijn de ambtelijke stukken, het politieke deel blijft vertrouwelijk. Anders zou het later overeenkomsten (lees: onderhandelingen voor het volgende kabinet) ‘bemoeilijken’, schrijft Yeşilgöz.

Geen politieke standpunten, toch zijn de stukken relevant. De eerste reden is: kabinetten komen en gaan, maar ambtenaren en hun notities blijven bestaan. Ze komen na de verkiezingen van 22 november weer op tafel.  De tweede reden: je leest de denkrichtingen op de ministeries, soms duidelijk tegengestelde richtingen.

Het onderwerp migratie is overladen met morele argumenten, maar als er ergens een zakelijke afweging moet zijn is het wel bij arbeidsmigratie. Meer of minder arbeidsmigratie werkt rechtstreeks door in een reeks van bedrijfstakken, dus in de economie, maar ook in het beslag op ruimte, woningen, vervoer, gezondheidszorg en dus de samenleving. Daarom staat arbeidsmigratie hier centraal.

Hoe groot is de arbeidsmigratie? Tussen 2006-2021 is het aantal arbeidsmigranten in Nederland verviervoudigd, zegt de Adviesraad migratie. In 2019 ging het om 735.000 personen, waarvan ongeveer 86 procent uit andere EU-landen. Na de covid-pandemie was er weer een daling. Het aantal arbeidsmigranten wordt waarschijnlijk onderschat. Statistiekbureau CBS neemt bijvoorbeeld de gemeentelijke basisregistratie als bron, maar veel (tijdelijke) EU-arbeidsmigranten laten zich daar niet inschrijven.

Arbeidsmigranten zijn een heterogene groep. De belangrijkste werkgevers zijn bedrijven in de logistiek, tuinbouw, voedingsindustrie, metaal en landbouw. Veel migranten doen laaggeschoold werk, deels via uitzendbureaus. Misstanden in hun werk zijn bijna aan de orde van de dag. Arbeidsmigranten van búiten Europa werken vaak in de hightech-industrie.  

Ongemak en onmacht

De ambtenaren sommen in hun documenten vlijtig opties op om arbeidsmigratie terug te dringen. Maar je leest ook het ongemak en de Ruttiaanse onmacht. Het ongemak: het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) roept in een notitie uit mei de vraag op: Welke arbeidsmigranten hebben we nodig en welke niet?

De eerste vraag wordt beantwoord (technische- en ICT-vaardigheden), de tweede niet. De onmacht zit in de vraag ‘Wat is de kabinetsvisie op de economie en de samenleving?’ Wie dat weet, weet ook hoeveel en welke arbeidsmigranten nodig zijn. Geen ambtenaar zegt het, maar helaas: aan zo’n visie zijn de vier kabinetten Rutte nooit toegekomen.

Je riskeert ruzie

Dus dan is het behelpen. Je kunt bijvoorbeeld uitzendwerk verbieden. De vleessector wordt genoemd onder quick wins. Maar dat kan alleen in uitzonderingssituaties en je riskeert geheid ruzie met de uitzendbranch, merkt de notitie op. Een optie die vaker terugkomt is een zogeheten bedrijfseffectrapportage. Voordat een gemeente of provincie een vergunning geeft voor nieuwe bedrijvigheid, zoals een distributiecentrum, moet in kaart zijn gebracht of er voldoende voorzieningen voor de arbeidsmigranten (wonen, gezondheidszorg) beschikbaar zijn of komen. Er kan ook een lokaal/regionaal richtgetal komen: zoveel arbeidsmigranten, niet meer.

Maar je leest ook de bezwaren al. Het ministerie van Sociale Zaken, dat van oudsher meer met arbeidsomstandigheden bezig is, staat tegenover het ministerie van Economische Zaken dat pro grote bedrijven is. Het vestigingsklimaat is het EZK-stokpaardje. Dat geldt zeker als de optie op tafel komt om de fiscale regelingen voor beter betaalde arbeidsmigranten te beperken. Ze kunnen bijvoorbeeld korting krijgen op hun inkomstenbelasting.

Hoho, zegt EZK, dat moet zo blijven. Dat ‘is noodzakelijk voor bedrijven als ASML, Philips, Booking.com en Adyen. Afschaffing of versobering zal het Nederlandse vestigingsklimaat negatief beïnvloeden.’

Afgezien van de ambtelijke tegenstellingen lees je levendig wensdenken. Zoals: kan een deel van de huidige statushouders zonder werk (80.000) en van toekomstige statushouders niet aan de slag in krapteberoepen met ‘uiteindelijk liefst betaalde banen’.  Liefst betaald, dat klinkt niet hoopvol. Om- en bijscholing is wel nodig, wordt opgemerkt. Er staat niet bij: wie in het overbelaste onderwijs verzorgt dat? Nog een vraag: wat zijn krapteberoepen? Techniek? Zorg? Onderwijs? Geen antwoorden.

Het ministerie van Economische Zaken vraagt om ‘vakkrachten’ voor de energietransitie (50.000 vacatures) en voor technische en ICT-beroepen (269.200 ‘baanopeningen’ in 2026). Klinkt goed, probleem opgelost, maar niet heus. Het is een recept voor nieuwe tekorten. De vakkrachten die men wil werven hebben óók woonruimte, zorg, vervoer etc. nodig. Het ene tekort lijkt opgelost, de volgende tekorten ontstaan meteen.  

Verhoog de lonen

De crux is dat Nederland letterlijk en figuurlijk bang is om grenzen te stellen. Meer laaggeschoolde arbeidsmigranten aantrekken betekent geen of uiterst lage groei van arbeidsproductiviteit. Juist productiviteit, meer productie per werknemer, is de bron van welvaart. Wat helpt wel, naast grenzen stellen? Hogere lonen. Als de prijs van arbeid stijgt wordt het voor werkgevers eerder aantrekkelijk om arbeidsbesparende en productiviteitsverhogende innovaties aan het werk te zetten.    

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.  

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!