Deze staatssecretaris gaat door met belasting heffen over theoretische inkomsten

marniks
Staatssecretaris Marnix van Rij (CDA) zou eindelijk de werkelijke opbrengsten van spaar- en andere tegoeden gaan belasten, maar doet dat toch weer niet. (Beeld: rijksoverheid.nl)

‘U krijgt deze brief omdat u aangifte inkomstenbelasting 2022 moet doen.’ De doldwaze dagen van de Belastingdienst zijn weer in aantocht. Dus zette ik me afgelopen week aan de voorbereidingen. De inkomsten van mijn verschillende opdrachtgevers gerangschikt, de eventueel aftrekbare kostenposten genoteerd en de giften aan goede doelen op een rijtje gezet.

En sinds twee jaar vraag ik me ook af: tegen welke belastingheffing zal ik bezwaar maken? De vraag is actueel sinds de Hoge Raad eind 2021 een streep zette door de belasting op spaargeld. Waarom greep de hoogste rechter in?

De Hoge Raad vond die heffing een schending van fundamentele rechten van de belastingplichtige burger. Het was een hard gelag voor de fiscus. Sinds 2001 ging men bij de belasting op vermogen, zoals spaargeld, uit van zogeheten fictieve rendementen van 4 procent. Daarover werd belasting geheven.

De fictie van 4 procent was rond de eeuwwisseling, in de periode dat staatssecretaris Willem Vermeend (Financiën, PvdA) het wetsvoorstel schreef, een sprookje met een goede afloop. De werkelijke spaarrente lag hoger, de inflatie was relatief laag en de aandelenkoersen juichten. De vermogensrendementsheffing kreeg een plaats in box 3 van de inkomstenbelasting.

De invoering van een fictief rendementen had twee voordelen. De ene was dat burgers niet meer belast werden op basis van hun vermogen, maar op basis van hun rendement. De belasting op vermogen leidde tot een permanente strijd tussen de fiscus, de financiële wereld en fiscalisten over mazen in de wet en regelgeving om vermogensbelasting te ontlopen of uit te stellen. Tweede voordeel: de rendementsheffing was voor de fiscus én voor de meeste belastingplichtigen simpel in de uitvoering.

Rente werd negatief

Maar de fictie bleef wat zij was: een sprookje. Na de bankencrisis van 2008 en de daaropvolgende lange economische neergang voerde de Europese Centrale Bank (ECB) een steeds radicaler politiek om de rente te verlagen. Daarmee moest de economie uit het slop komen én, primair politiek doel, landen met hoge staatsschulden, zoals Italië, moesten uit de wind worden gehouden.

De rente ging richting nul en later kwamen er zelfs boeterentes. Rampzalig voor de Nederlandse spaarder. De vermogensrendementsheffing was weer een ouderwetse vermogensbelasting geworden. Zonder dat deze wijziging als belastingwet was goedgekeurd door het parlement.

Terwijl achtereenvolgende Nederlandse ministers van Financiën de rentepolitiek van de ECB dankbaar accepteerden, bleef de fictie van 4 procent spaarrente (en dus een gegarandeerd hoge belastingopbrengst) in stand. Tot eind 2021.

Feiten of fictie?

Sinds het vernietigende arrest van de Hoge Raad zitten politici en de staatssecretaris van Financiën voor belastingzaken, nu is dat oud-fiscalist Marnix van Rij (CDA), én de fiscus met de handen in het haar. Het sprookje van Vermeend is een Alice-in-Wonderland-vertoning geworden worden waarin feiten en fictie door elkaar heen lopen.

In de eerste aflevering van deze vertoning was het, vanzelfsprekend, de vraag: als zoveel spaarders onrechtmatig te hoog zijn aangeslagen, moet er dan geen compensatie volgen? Het rechtsgevoel zegt Ja. Maar de wet biedt een geitenpaadje voor politici die maling hebben aan het rechtsgevoel: alleen wie eerder bezwaar heeft gemaakt krijgt compensatie.

Rechtvaardigheid bleek te duur

Dat is het resultaat van een toevallige wetswijziging per 2017. De politieke doorslag gaf het argument dat íedereen compenseren te duur zou zijn: meer dan 4 miljard euro. De boodschap van het kabinet aan de burgers is, simpel gezegd: wij mogen te veel belasting heffen en wij komen daarmee weg, juist omdát de bedragen zo hoog zijn.

In de tweede aflevering van Alice in Wonderland besloot het kabinet de fictieve rente op spaargeld wel te verlagen tot het werkelijke niveau (bijna niks), maar het fictieve rendement op andere beleggingen (aandelen, obligaties, vastgoed) in stand te houden. Je zou zeggen: een ezel stoot zich in ’t gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen…

Fictieve rente boven de 6 procent!

Het fictieve rendement op beleggingen over 2022 is vastgesteld op 5,53 procent. Dat over 2023 staat ook al vast: 6,17 procent. En vorige week zorgde vermogensplanner René Bruel (ABN Amro Mees Pierson) voor hilariteit door in Het Financieele Dagblad het fictief rendement voor 2024 al te voorspellen: 6,04 procent. De fiscus baseert zijn fictief rendement namelijk op langjarige gemiddelde rendementen. Wie de rekentruc kent, kan de uitkomst becijferen.

Op korte termijn hebben deze gemiddelden totaal géén relatie met de werkelijkheid.  En juist de korte termijn, een periode van twaalf maanden, is de basis voor de belastingheffing. De werkelijkheid is, dat 2022 het slechtste jaar was voor aandelen én obligaties in decennia, misschien zelfs wel in honderd jaar. Toch rekent de fiscus met 5,53 procent. Voelt als diefstal.

Rechtvaardig?

Inmiddels draait de derde aflevering van de fiscale Alice in Wonderland. Vorige week kwam staatssecretaris Van Rij terug op zijn eerdere dappere voornemen dat vermogen vanaf 2026 wordt belast op basis van het werkelijk behaalde rendement. Hij laat dat voornemen nog niet los, maar hij introduceert wel een tweede optie voor een heffing op vermogen. Zijn idee is een voortzetting van de huidige praktijk: fictieve rendementen, maar wel verfijnder. Zeg maar: box 3 nieuwe formule. Reclamemotto: belast nog geraffineerder.

De fiscus zal meer categorieën beleggingen onderscheiden, met elk hun eigen fictieve rendement. Van Rij heeft de twee ontwerpen met elkaar vergeleken. Een van de nadelen, denk hij, van belastingheffing op basis van werkelijk rendement is dat de belastingplichtige zelf meer gegevens moet aanleveren. De ervaring leert dat daarmee wel eens wat mis gaat. Is dat een eufemisme voor: de fiscus is bang dat de burger vergissingen in zijn voordeel maakt?

In de vergelijking tussen werkelijk belasten en ‘box 3 nieuwe formule’ scoort de nieuwe formule op alle punten beter, behalve op rechtvaardigheid.

Dat verbaast niet. Fictieve rendementen blijven, hoe verfijnd ze ook worden geconstrueerd, wat ze zijn: fictie. Sprookjes zonder waarde.

Menno Tamminga was redacteur en economisch columnist van NRC Handelsblad. Sinds augustus 2022 staan zijn wekelijkse columns in Wynia’s Week.

Wynia’s Week is onafhankelijk en ongebonden. Dat wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee? Dat kan HIER. Hartelijk dank!