Laten we eens wat internationale verdragen opzeggen – in het belang van de burger

Door Edwin van de Haar*
Nederland is partij bij 8673 internationale verdragen en het worden er snel meer. De Tweede Kamer doet stilzwijgend mee aan steeds weer nieuwe verdragen, die ook nog eens belangrijker worden gemaakt dan onze eigen wetten en door onze rechters worden opgerekt. Laten we eens wat verdragen opzeggen!
Als klein land met een beperkt aantal inwoners is Nederland niet in staat zichzelf militair voor langere tijd te verdedigen. De neutraliteitspolitiek uit het verleden is ook geen succes gebleken. Je kunt je wel afzijdig willen houden van internationale ontwikkelingen, maar dat wil niet zeggen dat het buitenland zich daar iets van aantrekt.
Dat geldt ook steeds minder in de huidige geglobaliseerde internationale orde. Dat is vooral een rudimentaire samenleving van staten. Daarin spelen (militaire) macht en de drieging van oorlog de hoofdrol, vooral van de grote mogendheden, die zich veelal in coalities zoals de NAVO in een machtsbalans tot elkaar verhouden. Aanvullend worden in verdragen afspraken gemaakt voor allerhande zaken, of worden voor specifieke taken zelfs internationale organisaties opgericht.
Nederland overdrijft
Voor Nederland is het in eerste instantie zaak je aan te sluiten bij de internationale coalitie die de nationale belangen het best waarborgt, waarbij externe veiligheid en het voortbestaan van de staat primaire doelen zijn. Zie hier het belang van een sterke NAVO. Het internationale recht kan nuttig zijn om aanvullende afspraken te maken. Zeker omdat het verschil in macht deels ongedaan wordt gemaakt doordat soevereine staten als gelijken met elkaar spreken en onderhandelen.
Maar zoals wel vaker het geval is, overdrijft Nederland. Dat komt op drie verschillende manieren tot uiting.
In de Grondwet staat dat Nederland de internationale rechtsorde moet bevorderen (artikel 90), maar dat bevorderen gaat in de praktijk veel te ver. Zo blijkt uit de wetsgeschiedenis van het artikel dat het de uitdrukkelijke bedoeling is om te streven naar een op universeel geldende rechtsnormen gebaseerd internationaal bestel, met een centrale rol voor de mensenrechten in de breedste zin van het woord. Dus niet alleen de klassieke mensenrechten, maar juist ook de economische, sociale en culturele rechten, inclusief de bevordering van het welzijn van de hele wereldbevolking. Dat is niet anders te betitelen dan je reinste hubris en daarmee is het een treurig dieptepunt in de lange Nederlandse geschiedenis van het getuigen van vermeende morele superioriteit.
Een tweede punt is dat Nederland sinds ruim een eeuw een nagenoeg geheel monistisch systeem heeft als het gaat om de doorwerking van internationaal verdragen. Dat betekent dat er geen scheiding bestaat tussen internationale en nationale rechtsorde en dat rechters ‘een ieder verbindende bepalingen’ uit verdragen direct toepasbaar kunnen verklaren, met voorrang op nationale regels. In de praktijk hebben de rechters dit steeds meer opgerekt tot een volledige doorwerking van alle daarvoor vatbare bepalingen van het verdragsrecht, zoals staatsrechtgeleerde Wim Voermans opmerkt in zijn standaardwerk Onze Constitutie (2023).
Ten derde is het parlement veel te gemakzuchtig bij het goedkeuren van verdragen. Ongeveer twee derde wordt namelijk goedgekeurd via de procedure van stilzwijgende instemming. De kans dat hiermee de nationale soevereiniteit goed wordt beschermd, is klein. Voermans wijst erop dat zelfs als een verdrag afwijkt van de Grondwet (en volledige parlementaire behandeling verplicht is) het parlement de boel laat lopen. Dat was het geval bij de haastige wijze waarop het Verdrag van Lissabon werd goedgekeurd in 2007, terwijl daar allerlei bepalingen instonden die de Nederlandse Grondwet aan de kant schoven.
Onzinnig geneuzel
Nederland is momenteel partij bij 8673 verdragen. Daarvan zijn er 4217 bilateraal, en dat zijn veelal functionele, technische afspraken, over een breed scala van onderwerpen. Tegen sommige kun je natuurlijk inbrengen dat het geheel geen staatstaken betreft, maar het merendeel lijkt weinig kwaad te kunnen. Daarnaast is Nederland partij bij 3723 multilaterale verdragen en 733 plurilaterale verdragen (verdragen tussen een selecte groep landen die vrijwillig meedoen, meestal binnen een bredere organisatie of regio). Ook deze laatste twee categorieën omvatten nuttige afspraken, bijvoorbeeld over de burgerluchtvaart, of -heel traditioneel – over het gebruik van de zee. Maar er is ook veel onzinnig geneuzel, zoals het ‘Besluit van de Raad van Bestuur van 10 december 2024 tot invoering van gender-neutraal taalgebruik in het Uitvoeringsreglement van het Europees Octrooiverdrag’.
Vooral in de laatste decennia is het aantal verdragen enorm toegenomen en is de werking ervan ook steeds uitgebreid. Bijvoorbeeld door de ‘horizontale werking’, oftewel het niet alleen tegen de overheid inroepen van een verdragsbepaling door een burger, maar ook in het verkeer van burgers onderling. Daarnaast is het onmiskenbaar dat rechters verdragen heel ruim interpreteren en soms duidelijk (politieke) grenzen overschrijden door mensenrechten te ruim te interpreteren. In het Urgenda-arrest werd klimaatverandering ineens gezien als schending van het recht op leven en het recht op privé-, familie- en gezinsleven, terwijl in de recente opinie van het Internationaal Gerechtshof een nieuw mensenrecht werd verzonnen, namelijk dat op ‘een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu’.
Tenslotte wordt internationaal recht ook misbruikt door staten onderling, zoals The Economist recent nog eens onder de aandacht bracht: Zuid-Afrika voerde ‘lawfare’ uit, door Israël al binnen twaalf weken na de moorddadige inval van Hamas op 7 oktober 2023 wegens ‘genocide’ voor het Internationaal Gerechtshof te slepen. Een neveneffect is de ontwikkeling van een enorme internationale ‘verdragenindustrie’ van ngo’s, academici, rapporteurs en fopinstituten als het Nederlandse College van de Rechten van de Mens, dat zich met veel enthousiasme op het modieuze thema ‘mensenrechten en AI’ heeft gestort.
Hoewel dat niet eenvoudig zal zijn, moet het echt anders, omdat het internationaal recht soms tegen het belang van Nederland en de vrijheid van de Nederlandse burger indruist. Het is onzinnig om in het algemeen tegen het afsluiten van verdragen te pleiten, daarvoor bestaan er teveel functionele internationale afspraken. Maar het idee dat het internationale recht altijd goed is voor Nederland is verkeerd.
Het voorkomen van problemen is natuurlijk het beste, dus moeten regering en parlement veel terughoudender zijn in het sluiten en goedkeuren van verdragen, zeker als deze grote invloed hebben op de nationale soevereiniteit. Het parlement moet ook per direct stoppen met de stilzwijgende instemmingsprocedure. Als bijvoorbeeld blijkt de definitie van genocide in het Genocideverdrag zo ruim is gedefinieerd dat het tegen Nederland kan worden ingeroepen in de context van de situatie in Gaza (waarbij er wel sprake is van ellende en burgerslachtoffers, maar er zeker geen volk geheel of gedeeltelijk wordt vermoord), dan is er dus niet goed opgelet bij onderhandeling en ratificatie.
Lange adem
Het opzeggen van verdragen moet bovendien veel gewoner worden. In veel verdragen is dat ook netjes geregeld. Het zou bijvoorbeeld logisch en goed zijn om als Nederland uit de Wereldbank-groep te stappen, gezien het volledige falen van deze club volgens haar eigen doelstellingen. Dat kan simpelweg door een briefje te sturen aan de president, op elk moment. Hetzelfde geldt voor veel andere verdragen, waaronder het Vluchtelingenverdrag, of het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Daarmee is de kous overigens niet af, want veel afspraken en rechten liggen vast in meerdere verdragen, of zijn opgenomen in EU-wetgeving (dat nog veel zwaardere directe werking heeft). Ook is soms slechts een enkel artikel of een groep artikelen steen des aanstoots. Dat alles vraagt dus om een totaalaanpak, per casus uitgewerkt, en een lange adem.
Natuurlijk zullen tegenstanders moord en brand schreeuwen, het verwijt dat ‘Nederland zich achter de dijken verschuilt’ zal gemeengoed worden in de media, en diplomaten en oud-politici zullen waarschuwen voor het gevaar van isolement, minder invloed en minder aanzien van Nederland. Dat zal in de regel volslagen overtrokken zijn en deels juist gewenst, omdat het allemaal juist ook minder móet. In de spaarzame gevallen dat dit niet zo is, is het de kleine prijs die betaald moet worden voor een betere samenleving, waarin het belang en de vrijheid van de Nederlandse burger voorop staat.
Maar stort de ‘internationale rechtsorde’ dan niet in elkaar, als iedereen maar verdragen opzegt, wil veranderen, of zich er in voorkomende gevallen niet aan houdt? Dat zal wel meevallen, hoewel de basisregel moet blijven dat eenmaal afgesloten verdragen worden nagekomen (‘pacta sunt servanda’). Er is geen reden om te denken dat de functionele afspraken in gevaar komen, waarmee het grootste deel van het internationale recht ongeschonden blijft. De discussie zal zich toespitsen op de meest impactvolle verdragen, waarvan het juist wenselijk is dat er paar worden toegevoegd aan de juridische geschiedenis. Opschoning van de internationale rechtsorde is hard nodig.
Dr. Edwin van de Haar is gespecialiseerd in (internationale) politieke theorie. Zie www.edwinvandehaar.com
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!