Hoog tijd voor Nederland om Suriname te feliciteren met zijn succes en zelfstandigheid

nuijt
De Surinaamse president Santokhi en minister Ori van Onderwijs openen een opleiding Olie-, Gas- en Petroleumtechniek. Beeld: CDS

Met de exploratie van enorme olie- en gasvondsten voor de kust breekt een mooie toekomst aan voor Suriname en zal het land eindelijk op eigen benen kunnen staan. Dat wordt tijd, want Suriname viert eind 2025 haar vijftigjarige onafhankelijkheid van Nederland. Ons land, bij monde van de regering Rutte 4, hief drie jaar geleden nog een belerend vingertje richting de voormalige kolonie, want fossiele brandstoffen waren niet de toekomst. Daar moesten we allemaal toch echt vanaf, Suriname incluis. De Nederlandse energie- en offshore-sector, azend op mooie opdrachten in het Zuid-Amerikaanse land, werd vervolgens door de regering steun ontzegd bij het betreden van de lokale markt.

Maar Suriname liet zich niet van de wijs brengen en inmiddels zijn de eerste buitenlandse spelers – Total uit Frankrijk, Apache Corporation uit de VS en Petronas uit Maleisië – neergestreken in het veelbelovende tropische land. De opbrengsten van de offshore olievelden worden keurig beheerd door een professioneel gerund overheidsbedrijf met een uitstekende reputatie, Staatsolie geheten, dat op dit moment met haar winstafdrachten al goed is voor een derde deel van de begroting van de Surinaamse regering. Die opbrengsten zullen de komende jaren met honderden miljoenen groeien en de staatskas navenant spekken.

De NOS is nog niet overtuigd

Hoe die regering er de komende vijf jaren uit moet gaat zien hebben de kiezers afgelopen zondag aangegeven. Na ongewoon snelle coalitieonderhandelingen (met bijna alle stemmen geteld) lijkt het erop dat de zegevierende Nationaal Democratische Partij (NDP), ooit opgericht door wijlen Desi Bouterse, met vrijwel alle andere partijen zal regeren, waarbij de (overwegend Hindoestaanse) Vooruitstrevende Hervormingspartij van zittend president Santokhi naar de oppositie verbannen wordt. En, met als primeur en Nederland voorbijstrevend, zeer waarschijnlijk een vrouwelijke regeringsleider in de persoon van Jenny Simons (NDP).

Nederland zou blij moeten zijn voor Suriname. Het land is de afgelopen decennia afhankelijk geweest van internationale financiering en werd geplaagd door drugscriminaliteit en witwaspraktijken. De huidige Nederlandse regering benoemt de Suriname olie- en gassector inmiddels weer als ‘kansrijk’ voor Nederlandse ondernemingen.

Maar Nederlandse media zijn nog niet overtuigd. Zo meldde het NOS-Journaal in een rapportage onlangs dat olie en gas voor meer ongelijkheid in het land zullen zorgen, zich daarbij baserend op ‘veel internationaal onderzoek’. Het Journaal waarschuwde ook, zonder concrete aanleiding, voor de gevolgen van een milieuramp, alsof bij de hedendaagse stand van de techniek, internationale regelgeving en aansprakelijkheid de sterk gereguleerde of beursgenoteerde bedrijven maar wat aan zouden rommelen.

Suriname komt van ver, maar het is er gekomen. Jaren geleden had ik een vaste tip voor wie wilde netwerken in bestuurlijk Nederland. Ga niet naar Den Haag, maar vlieg naar Suriname, boek een kamer in het fameuze Torarica-hotel en nestel jezelf op het terras. De hele dag door zag je in en om het hotel de fine fleur van de Nederlandse publieke sector zich zwetend haasten naar een volgende afspraak.

Steevast waren de Nederlanders in gezelschap van Surinaams-Nederlandse relaties, die hen hadden aangespoord om een project in hun geboorteland te gaan doen. Tout Nederland kwam langs om Suriname te helpen een project op te zetten of kennis over te dragen. In een informele setting, bij het ontbijt in het hotel of aan de bar bij het zwembad, kon je makkelijk mensen aanspreken die je in Nederland veel moeilijker te pakken zou krijgen.

Ongenode gasten

‘Het is allemaal alleen maar goed voor de KLM’, fluisterden Nederlandse diplomaten met enig chagrijn. En niet ten onrechte. Ze waren het overzicht – laat staan de regie – over al die activiteiten, hun financiering en de bijbehorende bezoeken vanuit onze publieke sector allang kwijtgeraakt. Maar ook binnen de Surinaamse overheid ontstond wel eens wat ergernis over al die ongenode gasten met hun soms ongevraagde adviezen. Een aantal uitstekend geslaagde projecten daargelaten, is één ding zeker: lang niet altijd zat het land op al die initiatieven te wachten en doorkruiste het politiek toerisme vanuit Nederland het overheidsbeleid van een land waar de politieke, economische en maatschappelijke realiteit op vrijwel alle fronten haaks stond op die van Nederland.

Bouterse

De verkiezingsoverwinning van Desi Bouterse maakte een eind aan de intensieve formele en informele bemoeienis van Nederland met Suriname. Logisch, want met de in ons land veroordeelde president konden we natuurlijk moeilijk samenwerken. Het aantreden van Bouterse was een klap in het gezicht van Nederland en tot overmaat van ramp werd hij na vijf jaar regeren nog eens herkozen.

Nadat Bouterse, die een half jaar geleden is overleden, in 2020 de verkiezingen verloor bleef hij het land in zijn greep houden. Hoewel hij uiteindelijk ook veroordeeld is in Suriname zelf vanwege zijn betrokkenheid bij de politieke moorden van 1982 (de beruchte Decembermoorden), werd hij nooit gearresteerd en zat hij nooit zijn straf uit.

Met de nieuwe regering, onder leiding van Bouterses grote rivaal Chan Santokhi, knoopte Nederland opnieuw de banden aan, al bereikten die niet meer het intense niveau van voor het presidentschap van Bouterse. Van de bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 door Nederland beschikbaar gestelde Verdragsmiddelen (een bruidsschat aan het nieuwe land van omgerekend € 1,58 miljard) is inmiddels het laatste restje uitgegeven.

Vermoedelijk om dit keer het overzicht te houden op allerlei initiatieven vanuit de Surinaams-Nederlandse gemeenschap, zetten beide landen het zogenaamde Makandra (‘met elkaar’) -programma op, waarin samenwerking tussen de Nederlandse en de Surinaamse overheden via kennisoverdracht (op van tevoren geselecteerde terreinen) wordt gekanaliseerd en gefinancierd.

Toevloed buitenlandse bedrijven

Wat rest er nog van de betrekkingen met de voormalige kolonie, vijftig jaar na de onafhankelijkheid? Suriname is voor Nederland een relatief kleine handelspartner en veel groei zit daar niet in. De focus ligt nu op olie- en gaswinning en daar heeft het land veel meer aan dan aan ontwikkelingshulp en goedbedoelde projecten. Nederlandse bedrijven kunnen zeker een rol spelen, al moet de business voor offshore toeleveranciers vaak geregeld worden op de hoofdkantoren van internationale bedrijven in Parijs, Houston of Kuala Lumpur, en niet zozeer in Paramaribo.

De toevloed van buitenlandse bedrijven en investeerders die opereren volgens internationale regels zal een enorm stempel op het Surinaamse bedrijfsleven drukken. Een aantal lokale bedrijven zullen daar prima in mee kunnen, andere niet. Het in Dubai gevestigde DP World, één van ’s werelds grootste spelers op haven- en logistiek gebied en al jaren actief in Suriname, trok onlangs de plug uit een project voor een nieuwe offshore terminal aan de Suriname-rivier. De reden: één van de twee lokale partners weigerde medewerking aan een internationaal verplicht due diligence-onderzoek door DP World en kon derhalve niet aantonen waar haar kapitaal vandaan kwam. Tja, zonder compliance geen business, zo simpel is dat. De wal keert het schip dus ook in Suriname en dat is pure winst voor het land.

Linksom of rechtsom wordt er straks heel veel geld in de lokale economie gepompt: in de horeca, het luchtverkeer, havens, logistiek, bij allerlei toeleveranciers, staalbedrijven, etcetera. Geld dat er niet eerder was en geld dat eerlijk verdiend is, niet is witgewassen en niet uit de drugshandel komt. Dat, samen met de onstuitbare ontwikkeling van het lokale bedrijfsleven, is dubbele winst voor Suriname. Als dat geen felicitatie waard is, dan weet ik het niet. Nee, het land is niet perfect, maar noem eens een land dat dat op dit moment wel is?

Eindelijk op eigen benen

Een kleine groep Nederlanders zal zich ook in de toekomst erg betrokken voelen bij het land, dat inmiddels op de kaart staat bij de industrie in de hele wereld en een belangrijke producent van energie lijkt te worden. Het beheer van en toezicht op de exploratie is met Staatsolie in prima handen. Suriname kan eindelijk op eigen benen staan, na de vernederende periode van kolonialisme, slavernij en andere vormen van uitbuiting en na de recentere periode van mede door Nederland gecontroleerde ontwikkelingshulp.

Aan de quantum leap die het Surinaamse bedrijfsleven moet maken met de aanpassing aan internationale regelgeving heeft het land meer dan aan goedbedoelde hulp. En voor wie er de handen uit de mouwen wil steken zijn er genoeg zakelijke en arbeidskansen. Het wordt tijd voor Nederland om, na vijftig jaar onafhankelijkheid, Suriname te feliciteren met zijn succes en zelfstandigheid.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!