Ondanks de superhoge werkdruk blijven onderwijzers kampioen vergaderen: een bericht uit de lerarenkamer

hamerslag
De hardnekkige vergadercultuur die zich in het onderwijs heeft genesteld, is een symptoom van een systeem dat vooral zichzelf in stand houdt, maar niemand meer lijkt te dienen. Foto: Pexels.

Door Robert Hamerslag*

‘Meeste leraren en schoolleiders positief over hun beroep’, zo viel onlangs te lezen in de digitale nieuwsbrief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Aanleiding waren de resultaten van een grootschalig onderzoek, de Teaching and Learning International Survey (TALIS). 

TALIS peilt om de vijf jaar de opvattingen van het onderwijspersoneel. Maar wie het rapport daadwerkelijk leest, ziet iets anders: de bevindingen geven allerminst reden tot vrolijkheid. ‘Tegelijkertijd ervaart een deel van de leraren sterke werkstress: 10 procent in het primair onderwijs en 14 procent in het voortgezet onderwijs’, aldus het TALIS-rapport. De meest genoemde bron van stress is ‘te veel administratief werk’, ‘verantwoordelijkheid voor leerlingprestaties’ en ‘klassenmanagement’. Het TALIS-onderzoek bevestigt wat het CBS al in 2023 liet zien: bijna de helft van het onderwijspersoneel in het primair onderwijs heeft te maken met een hoge werkdruk.   

Leesniveau onvoldoende

Uit een ander belangrijk onderzoek, het Programme for International Student Assessment (PISA) uit 2022, bleek dat 35 procent van de 15-jarigen het gevraagde leesniveau N2 niet haalt. Niveau 2 is het internationaal afgesproken minimumniveau dat een 15-jarige nodig heeft om te kunnen functioneren in onderwijs en samenleving. Binnen Europa is Nederland op dit onderdeel inmiddels gezakt naar een twintigste plaats. Er is een duidelijke relatie tussen deze tegenvallende resultaten in het PISA-onderzoek en de zorgen van leerkrachten over de leesprestaties (TALIS).

Samenvattend: leerkrachten lopen tegen hun grenzen aan. 44,3 procent ervaart een hoge werkdruk, 10 procent heeft zelfs sterke werkstress en de leesprestaties staan zwaar onder druk. Waarom neemt de werkdruk niet af en blijft de werkstress aldoor stijgen? Er zijn inmiddels vele oorzaken. Echter één factor wordt, meer dan we willen toegeven, zelden hardop genoemd: er wordt veel vergaderd. Misschien zelfs te veel.

Een praktijkvoorbeeld: de startvergadering. De atmosfeer in het schoolgebouw is nog wat muf. Na vijf weken met de ramen dicht, stof, oude linoleumvloeren, zomerse warmte en een vergeten sporttas, hangt er een geur die alleen een basisschool kan hebben in de zomervakantie. Het is woensdagochtend half tien. Het team zit klaar voor de startvergadering – de eerste vergadering in een lange reeks.

De stemming is nog vrolijk, een beetje opgewonden. Met een verveeld piepgeluidje floept het digibord aan. De schoolleider opent de vergadering. De juf van Groep 7 vraagt of ze wat eerder weg mag, want haar lokaal is door de schoonmakers vergeten. Een naar begin, beaamt de schoolleider, maar hij wijst vriendelijk doch beslist op de volle agenda die toch ook voor haar relevant is. Of er vrijwilligers zijn om te helpen schoonmaken, vraagt hij, terwijl de conciërge binnenkomt met een steekwagentje vol mappen. Iedereen krijgt een forse vergadermap én twee ordners. Het begint met een voorstelrondje: vertel iets over jezelf of over je vakantie. Met 25 collega’s is men al snel een half uur verder. Intussen dwalen de gedachten af. De klassen moeten nog verder ingericht worden; er moet gesjouwd worden met tafels en stoelen, en kasten vol lesboeken en werkschriften. Diverse lijstjes moeten nog afgewerkt. Maandagochtend om half negen gaat onverbiddelijk de schoolbel. De stemming wordt al iets minder.

Vergader- en verandermoeheid

In het onderwijs is de werktijd verdeeld in lesgebonden en niet-lesgebonden uren. De uren uit de tweede categorie moeten, volgens het taakbeleid zoals vastgelegd in de CAO Primair Onderwijs, ergens aan worden toegeschreven. In de praktijk wordt veel van die tijd gevuld met vergaderen, overleg en taakgroepen. Uit de officiële cijfers blijkt dat leerkrachten ongeveer 120 uur (!) per jaar vergaderen. Ook dit schooljaar staan weer tientallen teamvergaderingen, bouwvergaderingen en werkoverleggen op de agenda – over nieuwe lesmethodes, toetsen, ouderparticipatie en ‘visieontwikkeling’. Het laatste onderwerp wordt ook wel uitbesteed aan onderwijsconsulenten die hiervoor ‘leuke’ werkvormen bedenken, bijvoorbeeld door gele post-its met complimenten die je op elkaars rug mag plakken.

Vaak worden deze studiedagen georganiseerd rond een nieuw soort onderwijsprofetie die eerst wordt bejubeld, vervolgens ingevoerd, om enkele jaren later stilletjes te worden begraven onder de volgende onderwijsvernieuwing. Na het evaluatierondje ‘wat neem je mee?’ krijgt iedereen een button met de tekst: Jij doet ertoe! Om vijf uur mag iedereen naar huis, om ’s avonds alsnog het échte werk te doen: corrigeren en lessen voorbereiden. Bij de leerkrachten is inmiddels een vergader- en verandervermoeidheid ingetreden. Organisatie-expert Joseph McCormack noemt als reden ‘meeting villains’: vergaderingen die niet uit noodzaak plaatsvinden, maar uit gewoonte. Zijn waarschuwing is helder: ‘Als je in een vergadering zit, ben je niet aan het werk’.

Vergader alleen als het niet anders kan

Het laatste TALIS-rapport bevestigt wat iedereen in de lerarenkamer allang wist: de werkdruk stijgt, de autonomie daalt en de administratie stapelt zich op. De hardnekkige vergadercultuur die zich in het onderwijs heeft genesteld maakt het er niet makkelijker op. Het is een symptoom van een systeem dat vooral zichzelf in stand houdt, maar niemand meer lijkt te dienen. Het draagt eraan bij dat juf en mees langzaam bezwijken onder de werkdruk.

De onderwijzer(es), ooit een persoon met aanzien, wordt niet alleen gedegradeerd tot educatieve vakkenvuller van zwabberende beleidsfantasieën, maar moet ook nog eens kostbare tijd inleveren voor vergaderingen waarvan de opbrengst vaak twijfelachtig is. Alsof de oplossingen voor de kernproblemen worden gevonden door vooral heel veel te praten, terwijl vergaderingen grotendeels bestaan uit informatieoverdracht van de schoolleider naar het team.

Eenvoudiger en effectiever

Dat kan eenvoudiger en effectiever door een wekelijkse schriftelijke update waarbij benadrukt wordt wat precies relevant is. Vergader alleen als het écht niet anders kan. Het is inefficiënt en leerkrachten krijgen er een punthoofd van. Kijk kritisch naar de kwaliteit van de professionalisering. Leerkrachten leren het meest van elkaar, door collegiale consultatie en door bij elkaar in de klas te kijken. Dit zal de leskwaliteit ten goede komen.

Ten slotte, een meevaller. Leerkrachten blijven inderdaad – ondanks alles – positief over hun beroep. In dat opzicht lijken ze op boeren en vissers: hun liefde voor het vak neem je ze niet makkelijk af.

*Robert Hamerslag heeft ruim vijftien jaar voor de klas gestaan en doet sinds zes jaar onderzoek naar aanpassings- en gedragsproblemen bij jonge kinderen tijdens de eerste schooljaren.

Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zoHartelijk dank!  

Donateurs kunnen nu ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom!