Rutte is beter in het wegvegen, dan in het oplossen van problemen

Rutte eet in 020
Mark Rutte eet aan de Leliegracht in Amsterdam, 3 augustus 2020.

Je kunt de corona-epidemie zien als een stresstest voor overheidsbeleid. Onder druk worden de zwakke plekken beter zichtbaar. Zo kom ik tot een aantal zwakheden in de beleidscultuur zoals die na tien jaar Rutte bestaat. Dat betekent overigens niet dat als die zwakheden allemaal pas sinds Rutte bestaan. Sommige hebben een langere voorgeschiedenis.

Wel blijkt uit de stresstest dat de minister-president de zwakheden niet verholpen heeft, maar er juist op voortborduurt. De focus van Rutte is niet problemen oplossen, maar problemen onder de mat vegen. Wat niet opspeelt, is ook geen probleem.

Te veel overheid

De Nederlandse beleidscultuur is sinds jaar en dag te typeren als ‘polderen’. Polderen betekent zoveel als dat alles in wederzijds overleg gebeurt. Het grote voordeel van polderen is dat het beleid dan meer gedragen wordt door de instanties die ermee van doen hebben. Eenmaal doorgepolderd is het beleid overal bekend, en kan het probleemloos door alle instanties heen doorgevoerd worden.

De overheid werkt dan als een organisme waarvan de linkerhand weet wat de rechtervoet doet. Omdat zoveel instanties bij de beleidsvorming betrokken zijn, wordt het beleid ook uitgewogen geacht. Iedere instantie heeft kunnen bijdragen aan de fijnafstemming van het beleid.

Vraag is waarom het dan toch zo vaak misloopt, juist met de uitvoering van beleid? Een eerste probleem is dat als zoveel mensen en instanties zich met het beleid bemoeien, dat al die bijdragen dan niet mee te managen zijn. Hugo De Jonge zei onlangs over het uitrollen van de vaccinatie dat daar hard aan gewerkt wordt. Ik geloof best dat er heel wat afvergaderd wordt. Vraag is echter of dat ook tot doelmatige besluiten leidt. Het probleem met almaar polderen, is dat de overheid heel veel met zichzelf bezig is. En met zoveel aandacht voor medebestuurders raakt de burger gemakkelijk op de achtergrond.

Teveel overheid en te weinig overzicht

Te veel overheid kan er ook toe leiden dat de overheid zichzelf niet meer overziet. De linkerhand, denkt dan dat de rechtervoet het wel oplost, terwijl dat niet het geval is. Gedeelde verantwoordelijkheid blijkt geen verantwoordelijkheid te zijn. Bij een overheid die te veel coördineert, is er op het moment suprême niemand die ingrijpt. Diverse instanties kijken naar elkaar maar niemand doet iets. Het overheidsoptreden heeft dan iets van een situatie waarbij iemand verdrinkt, maar dat geen van de omstanders zich geroepen voelt om in te grijpen.

Het probleem in Nederland is een teveel aan overheid. Dat blijkt al uit het feit dat we vier bestuursniveaus hebben, naast ook allerlei belendende bestuursorganen. Speciaal voor de klimaataanpak is een vijfde niveau van dertig regio’s erbij bedacht. Die verschillende brokken overheid gaan elkaar ook tegenwerken. Dat leidt tot verspilling van kracht. Kijken we naar corona, dan zijn er ten aanzien van beschermingsmiddelen, (snel)testen, en ook vaccinatie telkens weer vertragende discussies over wie nu wat mag doen. Vanwege deze competentiestrijd worden regelmatig suboptimale beslissingen genomen. Effectief coronabeleid komt op de tweede plaats.

Wetten die wetgeving belemmeren

Niet alleen een te veel aan overheid, maar ook te veel aan wet- en regelgeving levert dikwijls problemen op. Kort voor de coronacrisis lag nog de hele bouw stil vanwege een gerechtelijke uitspraak over de stikstofuitstoot. Iedere burger wordt geacht de wet te kennen, maar het lijkt erop dat de overheid de wetten die ze zelf in het leven roept niet doorgrondt.

Als het kabinet aan zet is hoor je steeds vaker dat de verantwoordelijke minister dan niet zegt: ‘daar gaan we wat aan doen’, maar enkel: ‘daar gaan we proberen wat aan te doen’. De overheid gaat proberen de wet naar wens aan te passen, maar of het lukt is nog maar de vraag. Aanpassing van wet- en regelgeving blijkt steeds minder een sinecure. Wetgeving moet namelijk voldoen aan allerlei belendende wetgeving, en aan EU-richtlijnen. En dan zijn er ook nog allerlei afspraken, convenanten en internationale verdragen waaraan men gehouden is.

Waar overheidsingrepen door middel van wetgeving een steeds ingewikkelder onderneming wordt, laat de overheid het er steeds vaker maar bij zitten. Asielbeleid kampt al jarenlang met het probleem dat eenmaal toegelaten asielzoekers niet meer het land uit te krijgen zijn, ook al zijn ze tien keer uitgeprocedeerd. Voor oplossingen moet je echter niet bij de politiek zijn. Die heeft het hoofd allang in de schoot gelegd.

Bij het coronabeleid heeft men gekozen voor een app die privacy opperbest beschermt. Alleen werkt de app nauwelijks om besmettingen op te sporen. Daarvoor is het toch echt nodig dat locatiedata beschikbaar is, locatiedata waar de eerste en best commerciële app overigens gretig gebruik van maakt. De overheid weet dat voor zichzelf echter niet te regelen, en laat het er dan maar bij zitten.

In democratische landen in Azië zoals Japan, Zuid-Korea en Taiwan heeft men het coronavirus allang onder controle. Het verschil in beleid, is dat men daar strenger is rond besmettingen. Wie besmet is, wordt niet alleen vriendelijk verzocht om in quarantaine te gaan, maar moet daadwerkelijk in quarantaine. Consequentie is dat men in die landen nooit echt een lockdown heeft hoeven toe te passen.

Makkelijker velen bijsturen dan weinigen verplichten

In Nederland is een algehele lockdown echter gemakkelijker te regelen, dan dat je gericht een relatief klein aantal mensen verplicht een quarantaine oplegt. De overheid speelt het niet klaar om dat juridisch te regelen. Blijkbaar is het wetmatig niet te regelen dat moedwillig het risico nemen anderen te besmetten als een geweldsdaad wordt opgevat.

Ook is het wetmatig niet te regelen dat toegang tot openbaar vervoer, of toegang tot verpleegtehuizen gekoppeld is aan een negatieve uitslag van een coronatest. Vorige week gaf Rutte eindelijk de toezegging dat vliegreizigers uit rode gebieden moeten kunnen aantonen dat ze niet besmet zijn. Hij formuleerde die toezegging echter zo vaag dat ik het niet vertrouw. Onduidelijk blijft waaraan dat bewijs moet voldoen. Moet het een doktersverklaring zijn, of wordt het voldoende geacht dat de reiziger zelf verklaart niet positief getest te zijn, en geen ziekteverschijnselen te vertonen?

Steeds vaker blijkt wetgeving niet mogelijk, vanwege reeds bestaande wetgeving. Daar legt de politiek zich dan maar bij neer. Blijkbaar wint de papieren werkelijkheid het van de echte werkelijkheid. Past de werkelijkheid niet bij de wetgeving, jammer dan voor de werkelijkheid.

Open samenleving of open grenzen?

Karl Popper verstaat onder ‘open samenleving’ een samenleving waarin je vrij kan ademen, en vrij kan denken, een samenleving die haar burgers serieus neemt, en ook een samenleving ook die geen onnodige dwang uitoefent naar haar burgers. Tegenwoordig wordt onder een open samenleving vaak een land met open grenzen verstaan.

Toen Rutte het in het begin van de coronacrisis had over Nederland als open samenleving, bedoelde hij dat Nederland vanwege haar open grenzen niet in staat is het coronavirus buiten de deur te houden. Omdat we een open samenleving zijn hebben we het coronavirus maar te accepteren.

Het sluitstuk van het coronabeleid in democratische landen als Zuid-Korea, Japan, Taiwan, en Australië, landen is echter dat ze streng toezien op het grensverkeer, zodat langs deze weg het coronavirus weinig kans krijgt zich te verspreiden. In de ogen van Rutte zijn dat dus geen open samenlevingen, terwijl ze dat in de ogen van Popper juist wel zijn.

Democratie betekent: beleid bijstellen als we het niet willen

Volgens Popper is het basisidee van alle democratie om de overheidsmacht te beperken en te controleren. Maar dan is het wel nodig dat beleid wordt bijgesteld. Dat gebeurt in Nederland lang niet altijd. Al tientallen jaren bestaat er een brede ontevredenheid over de aanhoudende immigratie richting Nederland. Dat is begrijpelijk, want Nederland is al een uitermate dichtbevolkt land.

Toch zijn onder Rutte met de stille trom als resultaat van immigratie en emigratie een kleine miljoen mensen uit de hele wereld per saldo erbij gekomen. Behalve dat Nederland populair is vanwege de sociale zekerheid, is Nederland ook populair vanwege de lage belastingen. Als expat krijg je namelijk meer dan 30 procent korting op je inkomstenbelasting, ten opzichte van wat een Nederlander betaald.

Rutte’s wereld zonder grenzen

Rutte mag Nederland dan wel beschouwen als onderdeel is van één grote wereldmarkt waarin grenzen er niet toe doen. Waar hij zich in vergist, is dat door zijn beleid vanuit de hele wereld een toevloed op gang komt die voor een klein landje als Nederland al snel niet meer te behappen is. Een kleine toestroom vanuit de hele wereld is een grote toestroom in Nederland. Die toestroomt blijkt momenteel uit de sterk stijgende huizenprijzen.

Huiseigenaren mogen dan wel blij zijn dat hun huis door toedoen van het hoge migratiesaldo meer waard is. Wat echter vergeten wordt, is dat het aan een buitenlander verkopen van een huis in Nederland, nog wel iets anders is als het exporteren van een pond kaas. Kaas kun je immers steeds opnieuw reproduceren. Huizen, en zeker de gronden waarop huizen staan, zijn echter maar beperkt beschikbaar.

Bovendien wordt wel eens vergeten dat een huis niet groter wordt van een hoge prijs. Een hogere huizenprijs leidt dus niet tot meer welvaart, maar alleen tot een andere verdeling van welvaart. Eigenlijk zijn de hogere huizenprijzen een vorm van inflatie. Alleen blijkt dat niet uit het officiële inflatiecijfer, omdat de huizen daarin niet wordt meegenomen. Het gevolg is wel dat Nederland in snel tempo onbetaalbaar wordt voor starters.

Wat is politiek correct?

Als steeds weer blijkt dat mensen niet geporteerd zijn van een jaar op jaar sterk toenemende bevolking als gevolg van migratie, dan is het aan de politiek om die migratie een halt toe te roepen. Waarom gebeurt dat vervolgens niet? Volgens Popper komt dat omdat na de oorlog de politiek dermate gecompliceerd is geworden, en de partijdiscipline dermate straf is geworden, dat je bijna kunt spreken van dictaturen.

Vanuit dat licht bezien wordt ook duidelijk wat ‘politiek correct ’nu eigenlijk betekent.  Die term drukt uit dat ook in democratieën de politiek het zich permitteert iets anders correct te vinden dan de kiezer. Politiek correct wil zeggen dat de politieke kaste zich moreel boven de bevolking verheven acht.

Ten aanzien van corona deed Rutte deed dit voorjaar alsof het moreel onfatsoenlijk was om de grenzen om het grensverkeer te beperken om zo de import van het virus te voorkomen. Wij hadden het coronavirus maar te ondergaan, omdat open grenzen nu eenmaal als politiek correct gelden.

Tegen een achtergrond van zwakke broeders schitteren

Steeds meer worden burgers door de politiek beschouwd als ratten die door de overheid door middel van positieve en negatieve prikkels door het doolhof dat maatschappij heet gejaagd worden. Consequentie is dat de burger niet voor vol wordt aangezien. De burger wordt niet meer recht in de ogen gekeken.

Eigenlijk wordt de burger beschouwd als een manipuleerbare grootheid. Een mens heeft weliswaar een vrije wil, maar die wil dient vervolgens gemanipuleerd te worden. Ziehier het liberalisme à la Rutte. Resultaat is een bevolking die als een kleuterklas behandeld wordt. Rutte vindt het allemaal fantastisch, als hij maar bovenmeester mag spelen.

Dat Rutte zich als bovenmeester aardig weet te handhaven heeft er trouwens alles te maken met het feit dat hij er een handje aan heeft zwakke broeders om zich heen te verzamelen. Tegen een achtergrond van brekebenen als ministersploeg kan Rutte des te beter schitteren. Het is alsof Klaas-Jan Huntelaar bij FC Knudde in de 4de klasse speelt: de ene goal nog fraaier dan de andere.

Met name onder de VVD-ministers zijn inmiddels heel wat brekebenen gestruikeld. De ministers die zijn gebleven, blinken echter ook niet bepaald uit in bestuurlijke bekwaamheid. Neem bijvoorbeeld Wiebes. Nadat hij als staatsecretaris bij de Belastingdienst een ravage heeft achtergelaten, mag hij van Rutte op economische zaken met de miljarden aan de gang die zijn gereserveerd voor energietransitie en klimaatbeleid.

Om een voorbeeld te noemen: inmiddels is duidelijk dat de miljarden die aan subsidie voor biomassa vergeven zijn, niet zullen leiden tot minder maar tot meer CO2-uitstoot. De grootste klimaatopwarmer van Nederland heet dus Eric Wiebes.

Net zo kun je Hugo de Jonge de kwalificatie van grootste coronaverspreider van Nederland meegeven. Die prijs moet hij dan wel delen met Rutte. Het is immers Rutte geweest die hem tot coronaminister heeft gebombardeerd, nadat Bruno Bruins was ingestort. Dan is Rutte toch op zijn minst medeverantwoordelijk voor het povere presteren van De Jonge.

Om tot het kabinet van Rutte toegelaten te worden, moet je waarschijnlijk te boek staan als een uitstekende ‘teamplayer’. Rutte zelf is ook te kwalificeren als teamspeler. Een politicus kan echter ook te veel teamspeler zijn. Ik zie Rutte wel eens als een rekbare latex pop. Aan alle vier de ledematen trekken verschillende politieke krachten. Waar hij in dat krachtenveld toevallig met zijn navel uitkomt, noemt Rutte zijn standpunt.

In 2020 verscheen van Paul Hekkens het boek ‘Stille Lente’ – kroniek van Coronaland Nederland. Uitgeverij Blauwburgwal, 15.00 euro. Dit boek is HIER te koop