Schept de energietransitie meer banen? Vergeet het maar!

MennoTamminga_12-04-23
Onderstel voor een ‘stopcontact op zee’ van Tennet vertrekt vanuit Vlissingen naar eindbestemming voor kust Egmond aan Zee, 22 augustus 2022. Bron foto: tennet.eu.

De provincie Groningen kon zijn geluk een jaar of vijftien geleden niet op. Niet één, maar twee grote energiebedrijven, Nuon en RWE, begonnen met de bouw van nieuwe centrales in de Eemshaven. Stuk voor stuk miljardeninvesteringen.  

Was de bouw een opsteker voor de werkgelegenheid in deze krimpregio die wel een investeringsimpuls kon gebruiken? Jazeker. Duizenden bouwvakkers en specialisten uit landen als Portugal, Italië, Polen, Roemenië, Duitsland en Turkije vonden er voor kortere of langere tijd werk. Het aantal banen voor lokale werknemers viel daarentegen bij nader inzien zwaar tegen. De middenstand verdiende natuurlijk wel aan de catering, beveiliging, huisvesting  en het vervoer. Mooi meegenomen, maar wel eenmalig. 

Tennet investeert 23 miljard 

De vraag of en hoe mammoetinvesteringen als toen in Groningen bijdragen aan de regionale en Nederlandse economie is de afgelopen weken opnieuw actueel geworden. Het Nederlandse staatsbedrijf Tennet heeft namelijk voor maar liefst 23 miljard euro opdrachten geplaatst bij drie buitenlandse consortia voor de bouw en installatie van een aantal gigantische ‘stopcontacten op zee’. Tennet noemde de opdracht bij de aankondiging twee weken geleden ‘één van de belangrijkste infrastructuurprojecten van de eeuw’. De opdrachten zijn gegaan naar consortia van Hitachi (Japan)/Petrofac (Engeland), GE/SMOP (VS/Singapore) en GE/McDermott (beide VS).  

Tennet is een cruciale schakel in de energietransitie, omdat het bedrijf de energie van windparken op de Noordzee via deze stopcontacten moet omzetten in elektriciteit voor bedrijven en huishoudens. Tennet zal tot 2030 met deze ‘stopcontacten’ acht windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee en drie op het Duitse deel aansluiten op het elektriciteitsnet. Want de Noordzee-landen (Nederland, Duitsland, België en Denemarken) willen ‘hun’ binnenzee omtoveren tot, in de woorden van Tennet, Europa’s groene energiecentrale. 

Het buitenland verdient 

De opdracht ter waarde van 23 miljard euro laat zien dat de praktijk van de energietransitie een wat andere is dan de theoretische en politieke beschouwingen daarover. De energietransitie moet industrie, bedrijfsleven en huishoudens vergroenen, de CO2-uitstoot verlagen en meer gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen.  

De investeringen in de transitie en de wind- en zonne-energie worden, voor wie niet zo gevoelig is voor verheven groene ambities, ook wel aangeprezen vanwege hun economische voordelen. Het levert banen op. En grootschalige investeringen kunnen nieuwe innovatieve bedrijfstakken scheppen, waarmee Nederlandse bedrijven in het buitenland dan weer geld kunnen verdienen.  

De opdracht van de eeuw van Tennet laat zien dat deze vlieger in dit geval in elk geval niet opgaat. De opbrengsten gaan naar buitenlandse consortia. Een directeur van Tennet zei tegen het Financieele Dagblad (FD) geruststellend dat ook Nederlandse en andere Europese bedrijven van de opdrachten zullen profiteren, want het werk moet toch grotendeels in Nederland worden afgemaakt. Maar de bouw van de kolossale ‘stopcontacten’ vindt plaats op een werf in Singapore.  ‘In Europa zijn er geen werven die de omvang en volumes van deze constructies aankunnen’, zei Tennet-directeur Marco Kuijpers tegen het FD.  

Dat is een streep door de rekening van de pleitbezorgers van klimaatpolitiek als economisch verdienmodel. Er komt wel werkgelegenheid, maar de beloning voor de (technologische) kennis gaat naar de buitenlandse leiders van de drie consortia. Zij krijgen, zeg maar, de technologiepremie. Vergelijk het maar met een andere ‘groene’ investering: de aankoop van een Tesla. De bulk van de opbrengst gaat naar de fabrieksarbeider en de Amerikaanse fabrikant als beloning voor diens kennis, design en marketing. 

Komen er banen bij? 

Ook als je wat verder kijkt dan dit Tennet-karwei zie je dat het geen uitgemaakte zaak is dat klimaatpolitiek ook vanzelfsprekend werkgelegenheidspolitiek is. Natuurlijk komt er werk bij vanwege investeringen in de energietransitie, maar dat is inherent aan de investeringen, niet aan groene energie. Ook de bouw van een kolencentrale zou werk opleveren, net als die van een kerncentrale. Investeringen in zonnepanelen op kantoren, fabrieken en woningen is arbeidsintensief werk, dus dat betekent: extra banen. 

Meestal houdt het verhaal daar op. Soms wordt er dan nog wel bij gezegd dat er in de fossiele energiesector banen zullen verdwijnen. Maar ook dan is er een positief banensaldo. Er zijn echter nog twee andere gevolgen van klimaatpolitiek die zich lastiger laten meten, maar die wél van invloed zijn.  

Blijven Tata en Yara wel in Nederland? 

De eerste is de meestal stilzwijgende veronderstelling dat de energie-intensieve industrie (de ‘slurpers’) in Nederland blijven. Denk aan bedrijven als staalfabrikant Tata en kunstmestproducent Yara. Het wegvallen van goedkoop (Gronings en Russisch) gas zou in deze optiek geen invloed hebben op hun vestiging in Nederland.  

Dat is ook wat het kabinet denkt, ja sterker nog: wat het kabinet RutteVier wil bewerkstelligen. Het kabinet streeft ‘naar het behoud van de strategische basisindustrie, ook al is deze energie-intensief en gebruikt deze veel grondstoffen’, schreef minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat, VVD) drie weken geleden aan de Tweede Kamer.  

De vraag is of dat streven naar behoud realistisch is. Zonder het goedkope gas maar mét een pittige rekening voor verduurzaming zou het een mirakel zijn als alles in de energie-intensieve industrie blijft zoals het is. Economische schokken zoals de energietransitie hebben gevolgen. Elders is het in de nabije toekomst mogelijk goedkoper staal of kunstmest produceren. Na het aanboren van het Groningse gas ruim zestig jaar geleden waren de dagen van de Limburgse mijnen ook geteld.   

Wie betaalt het klimaatbeleid? 

Het tweede aspect van de klimaatpolitiek dat gemakkelijk genegeerd wordt is de vraag: hoe wordt de klimaatpolitiek betaald? Hoge heffingen en belastingen, die bijvoorbeeld gebruikt worden om de verduurzaming van de energieslurpers in de industrie financieel te steunen, nemen een hap uit de beschikbare inkomens.  

Als mensen ook zélf nog extra uitgaven doen voor verduurzaming, blijft er ook daardoor minder over voor consumptie. Dat leidt vervolgens tot minder werk elders in de economie, zoals in een arbeidsintensieve sector als de horeca. Dan kan het best zo zijn dat als de klimaatinvesteringen zijn uitgewerkt er per saldo weinig banengroei overschiet.    

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad. 

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!