Stop fiscale bevoordeling van ZZP’ers en laat ze zich verplicht verzekeren voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioen
Er is grote en toenemende onrust in ‘ZZP-land. Er komen steeds meer berichten in de media over ZZP-contracten die niet worden verlengd, en opdrachtgevers en ZZP’ers verkeren in grote onzekerheid. Wat is er aan de hand?
Er zijn naar schatting zo’n 1,7 miljoen ZZP’ers in Nederland: Zelfstandigen Zonder Personeel. Hun aantal is de afgelopen decennia fors toegenomen en zij zijn een significant onderdeel van onze arbeidsmarkt en economie geworden. Dan gaat het niet alleen om de enorme absolute omvang, maar ook om hun bijdrage aan een flexibele economie die zich snel aanpast aan zich wijzigende omstandigheden en verhoudingen; bijvoorbeeld in termen van plotselinge veranderingen in vraag en aanbod van goederen en diensten. Niet zelden brengen zij gewaardeerde kennis en vaardigheden in.
Bovendien hebben veel ZZP’ers bewust voor het ZZP-schap gekozen omdat ze hun eigen keuzes willen maken met betrekking tot (de balans tussen) werk en vrije tijd. Die onafhankelijkheid en individuele vrijheid van handelen worden doorgaans zeer gewaardeerd.
Schijnzelfstandigheid
Toch is niet alles koek en ei waarbij er twee issues uitspringen. In de eerste plaats wordt beweerd dat er nogal eens sprake is van schijnzelfstandigheid. ZZP’ers zijn dan enkel in naam zelfstandig, maar zijn in feite afhankelijk van één opdrachtgever en doen werk dat niet of weinig verschilt van reguliere werknemers. Dit wordt als onwenselijk beschouwd en heeft er uiteindelijk toe geleid dat de overheid die schijnzelfstandigheid wil gaan aanpakken. Daartoe is de Belastingdienst vanaf 1 januari j.l. met controles begonnen die tot naheffingsaanslagen kunnen leiden en waarbij vanaf volgend jaar boetes zullen worden opgelegd.
Het tweede aspect is het feit dat ZZP’ers een aantal fiscale voordelen genieten waardoor zij minder belasting hoeven te betalen dan vergelijkbare werknemers in vaste dienst, zodat zij soms goedkoper kunnen worden ingezet. Dit effect wordt nog versterkt doordat de opdrachtgever niet hoeft bij te dragen aan een verzekering voor arbeidsongeschiktheid en ziektekosten, en ook geen pensioenpremie hoeft te betalen. Wanneer ZZP’ers ervoor kiezen dit niet zelf te regelen wordt hun kostenvoordeel nog groter, hetgeen dan echter gebaseerd is op algemeen als ongewenst gezien gedrag dat hoge, zo niet onverantwoorde, risico’s voor betrokkenen met zich meebrengt.
De Belastingdienst wordt nu ingezet om het probleem van schijnzelfstandigheid aan te pakken. Maar het blijkt een verre van eenvoudige zaak om dat begrip te definiëren en in de praktijk toe te passen. Die praktijk is namelijk uiterst complex met een zeer divers scala van situaties en omstandigheden. Men is al ruim 9 jaar bezig om schijnzelfstandigheid afdoende te definiëren en het is nog steeds niet geheel helder.
De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) werd al in 2016 aangenomen maar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zag zich genoodzaakt nog dit voorjaar een uitgebreide brief aan de Tweede Kamer te sturen over ‘voortzetting van het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden’ (Vbar) waarmee hij onduidelijkheden rond de criteria met betrekking tot schijnzelfstandigheid wil wegnemen. (Een voorgenomen nieuwe wet in 2025 om de zaak te verduidelijken is er niet gekomen). Maar dat is niet gelukt want de in gang gezette controles van de Belastingdienst, en vooral de schaduw die de verdere uitbreiding daarvan inclusief aangekondigde sancties vooruitwerpt, creëren grote onzekerheid en onrust.
‘Dagkoersen’
Zo dreigen er in 2026 honderden ZZP’ers hun opdracht bij Rijkswaterstaat te verliezen. De meesten zijn moeilijk te vervangen specialisten waarmee er veel deskundigheid de deur uit wandelt. Maar het is onduidelijk wat de criteria zijn en wie op grond daarvan moet vertrekken dan wel mag blijven. Men hanteert een puntensysteem dat voor veel verwarring zorgt met sterk wisselende uitkomsten mede afhankelijk van wie de punten berekent. Betrokkenen spreken van ‘dagkoersen’ en ‘Kafka’.
Huisartspraktijken maken volop gebruik van ZZP’ers om in te vallen bij ziekte of om nacht- en weekenddiensten te draaien. Deze dreigen nu in de nodige situaties als normale arbeidsovereenkomst te worden gezien zodat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Dit wordt vanuit de Landelijke Huisartsenvereniging betwist omdat er wel degelijk sprake zou zijn van zelfstandig opererende artsen.
In de Kinderopvang wordt er veel gebruikgemaakt van ZZP’ers vanwege de vele ‘piek- en ziektijd’. ZZP’ers springen ad hoc in. Velen willen niet in vaste dienst werken maar zijn bij elkaar genomen onmisbaar. Als daar een streep door wordt gezet betekent dat grote frustraties bij de (voormalige) ZZP’ers en hogere lasten en operationele problemen voor de kinderopvangorganisaties. Ook maaltijdbezorgers en taxichauffeurs van diensten als Uber liggen onder het (al dan niet juridische) vergrootglas.
Huidige benadering werkt niet
Dit zijn slechts enige voorbeelden uit vele. Het is een illusie te denken dat men dit ongelofelijk gedifferentieerde, uiterst complexe terrein met talloze relevante specifieke details ‘van bovenaf’ via gedetailleerde wet- en regelgeving, met bijbehorende jurisprudentie, kan aansturen. Het feit dat men er na al die jaren nog steeds niet in is geslaagd met een adequate en in de praktijk werkbare afbakening van schijnzelfstandigheid te komen suggereert dat er iets structureel mis is met deze benadering.
Het is niet alleen een tijdrovend en kostbaar proces maar dreigt bij de toepassing te ontsporen in een mission impossible die een bron van nog veel meer vertraging, hogere kosten en onzekerheid en frustraties bij alle betrokken partijen zal worden.
Haags gedoe
Het onvermogen om met deze aanpak tastbare en aanvaardbare resultaten te boeken doet denken aan het falen van het UWV bij het berekenen van uitkeringen en de misère rondom de vergoedingen voor de slachtoffers van de aardbevingen in Groningen. Ook in die gevallen is de zaak vastgelopen door in de praktijk onwerkbare gedetailleerde regelgeving, nogal eens gestoeld op een theoretische benadering vanuit de ivoren toren in Den Haag, die voorbijgaat aan wat reëel mogelijk en wenselijk is.
Hoezeer dit nu weer in het ZZP-dossier speelt blijkt uit het vele in de media naar voren komend commentaar in de trant van ‘in Den Haag hebben ze geen flauw idee wat er leeft’ en we zijn ‘klaar met het Haagse gedoe’. Ook zijn er klachten over ‘alle regels die op ons afkomen’ en daarmee ‘veel last van alle administratieve rompslomp’. Een flexibele common sense-aanpak op basis van de praktische inzichten en voorkeuren van degenen die het direct aangaat ontbreekt.
Hoe moet het dan wel?
Men moet ophouden met het heilloze zoeken naar een ‘perfecte’ definitie van schijnzelfstandigheid, die vervolgens van bovenaf wordt opgelegd. Beter is het de vrije individuele keuze van betrokken partijen – de ZZP’ers en de organisaties die overwegen ze in te schakelen – te respecteren. Die zijn niet gek en weten doorgaans precies wat ze in de specifieke situatie wel en niet willen en kunnen. Een vrijwillige overeenkomst tussen partijen die vrij en autonoom handelen is niet alleen de hoeksteen van een goed functionerende vrijemarkteconomie maar tevens een wezenlijk aspect van vrijheid. Zodoende heeft het ook een belangrijke morele dimensie.
Men moet de kunstmatige fiscale bevoordeling van ZZP’ers stoppen en hun inkomen in principe gelijk belasten als dat van gewone werknemers. Er worden al enige stappen op deze weg gezet, bijvoorbeeld met de geleidelijke afbouw van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling, maar dat moet verder worden doorgetrokken en onderdeel worden van een rigoureuze eliminatie van specifieke regelingen, toeslagen en subsidies.
Er is zo langzamerhand brede politieke overeenstemming dat overregulering en toeslagen moeten worden aangepakt, maar nu gaat het erom woorden in daden om te zetten. Dit kan gecombineerd worden met de invoering van algemene wetten die sociaal-maatschappelijk gewenste zaken afdwingen.
Te denken valt aan een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid en ziektekosten, en het opbouwen van pensioen; een en ander in redelijke en beperkte mate. Ook zou men naar analogie van het minimumloon minimale uurvergoedingen kunnen opleggen. (Dit zou in combinatie met een door Milton Friedman al in 1962 voorgestelde Negative Income Tax een substantieel financieel vangnet voor alle werkenden opleveren).
Het is wel belangrijk dat deze collectieve regelingen niet te ambitieus worden ingevuld om te voorkomen dat ze een te zware last gaan vormen. Ze moeten de onderkant van de arbeidsmarkt enige bescherming bieden maar niet maatgevend worden voor alles en iedereen. De overgrote meerderheid kan prima zijn eigen boontjes doppen.
Geklungel
De overheid heeft al een triest trackrecord van falend specifiek en gedetailleerd ingrijpen leidend tot chaos in de uitvoering. Met het onvermijdelijke geklungel rond schijnzelfstandigheid stevent het op een nieuwe trainwreck af. Hoe ironisch dat opnieuw de Belastingdienst voor de wolven wordt gegooid. De negatieve gevolgen voor burgers, economie en maatschappij zullen nog veel groter zijn dan bij de Toeslagenaffaire.
Van Ton Appels verschijnt deze week het boek ‘De overheid op de schop’. Uitgeverij Maklu.
Wynia’s Week verschijnt 156 keer per jaar en wordt volledig mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee, ook straks in het nieuwe jaar? Doneren kan zo. Hartelijk dank! Donateurs kunnen ook reageren op recente artikelen, video’s en podcasts en ter publicatie in Wynia’s Week aanbieden. Stuur uw publicabele reacties aan reacties@wyniasweek.nl. Vergeet niet uw naam en woonplaats te vermelden (en, alleen voor de redactie: telefoonnummer en adres). Niet korter dan 50 woorden, niet langer dan 150 woorden. Welkom




















