Tegen linkse praatjesmakers, rechtse gezagsdragers en aanstellers uit de ‘zachte sector’

Als gesjeesde student, kettingroker, rokkenjager en alcoholicus was hij bijna een persiflage van de Amsterdamse bohemien. In werkelijkheid was Jan Blokker (1927-2010) de gangmaker van een generatie schrijvers, cineasten en journalisten die het naoorlogse Nederlandse culturele leven een broodnodige opfrisbeurt gaf.
Als columnist gaf hij iedereen die hem voor de voeten liep onder uit de zak, tot groot genoegen van zijn lezers. Zijn oudste zoon, de historicus Jan, typeert Blokker als een ‘moderne nurks’, een ‘pestkop’, maar ook als een ‘charmeur’ en een ‘onvermoeibare duizendpoot’. Een betere biograaf dan Jan junior had Blokker zich niet kunnen wensen.
Op pagina 112 van Mannetje van de krant staat een foto die genomen is op 2 januari 1953. Mevrouw Prinsen Geerligs vierde haar verjaardag bij haar thuis op de Koninginneweg in Amsterdam. Zij en haar man hadden een literaire prijs ingesteld ter nagedachtenis van hun dochter Reina, schrijfster en verzetstrijdster, die in 1943 in Sachsenhausen was gefusilleerd. De prijs was bedoeld voor jonge debutanten. Gerard Reve (hij noemde zich toen Simon van het Reve) was in 1947 de eerste die de Reina Prinsen Geerligsprijs in de wacht sleepte, voor De Avonden.
Een nieuwe wereld
Drie jaar later was het Jan Blokker die de prijs in ontvangst mocht nemen, voor zijn novelle Séjour. Blokker was gestopt met zijn studie geschiedenis, woonde nog bij zijn ouders in Amsterdam-West, verdiende wat met klusjes voor een uitgever en het geven van bijlessen, maar wilde vooral een groot schrijver worden.
Door de prijs leek daar schot in te komen, want hij trad toe tot een select gezelschap van literaire talenten die elk jaar op de verjaardag van mevrouw werden ontvangen als waren het haar kinderen. Voor hem, zoon van een kantoorbediende, was het een nieuwe wereld.
Maar de foto uit 1953 maakt duidelijk dat Blokker ook met andere verantwoordelijkheden te maken had gekregen. We zien van links naar rechts Mies Bouhuys, Harry Mulisch, Anneke Blokker-Haanappel, mevrouw Prinsen Geerligs met een baby op schoot, Jan Blokker, meneer Prinsen Geerligs en Gerard Reve. De baby was Jan junior – en zoals de biograaf met enige ironie vermeldt, de oorzaak van zowel het inderhaast gesloten huwelijk met Anneke als de plicht voor brood op de plank te zorgen. Vandaar dat Blokker was ingegaan op een aanbod van de hoofdredacteur van Het Parool om als leerling-journalist op de kunstredactie te komen werken.
Het Parool was de krant van wat je met enige overdrijving een maatschappelijke voorhoede zou kunnen noemen. Blokker zat in het cabaretgroepje De Inktvis van de krant met Evert Werkman, Wim Hora Adema, Simon Carmiggelt en Hans Gomperts. Hij pakte alles aan. Omdat zijn chef kunst Carmiggelt geen zin had in de ‘deftige’ films van Tuschinski en Kriterion, kon Blokker zich specialiseren als filmjournalist.
Binnen de kortste keren had Blokker een naam opgebouwd als recensent die van alle markten thuis was: avant-garde, documentaires, maar ook grote publieksfilms. Dit was voor de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad aanleiding om in 1954 Blokker bij Het Parool weg te kopen (voor 400 gulden per maand, ongeveer en verdubbeling). Hij zou er blijven tot 1968, vooral omdat hij volledig vrij was in zijn doen en laten.
Hij reisde filmfestivals af tot Moskou aan toe, interviewde grootheden als Pasolini en kon zijn literaire ambities kwijt in wat toen cursiefjes werden genoemd. Die konden over van alles gaan: kanttekeningen bij kleine gebeurtenissen, anekdotes uit het huiselijk leven, reacties op brieven van lezers.
Naar Cannes
Met de 2CV gingen Blokker en zijn vrouw elk jaar naar Cannes, ‘waar hij zijn autootje parkeert naast de Plymouth van Claudia Cardinale’, vermeldt Jan junior. Die mocht zelf niet mee, want pa en ma Blokker knoopten aan het festival een welverdiende zomervakantie in Zuid-Frankrijk vast.
De vrijheid bij het Handelsblad was zo groot dat Blokker scenario’s voor films kon schrijven en zelfs in 1958 een televisieprogramma over film kon maken. De bazen van de krant oefenden druk uit op hoofdredacteur Chris Steketee om Blokker te ontslaan vanwege zijn deelname aan het geruchtmakende satirische programma Zo is het toevallig ook nog eens een keer, maar die gaf geen krimp.
Intussen ging het met het Handelsblad, vanouds een VVD-krant waar de beurspagina’s als de belangrijkste werden gezien, snel bergafwaarts. De commissarissen en directeur E.G. Stijkel besloten in 1967 Steketee te ontslaan. Hij zou te weinig leiding hebben gegeven en te veel ruimte hebben gegeven aan progressieve geluiden. Bovendien ging de krant technisch en commercieel samenwerken met De Telegraaf.
Voor de impulsieve Blokker waren dit twee aanleidingen om zijn ontslag in te dienen. Hij was trouw aan Steketee, die hij vanwege zijn journalistieke integriteit ‘onvervangbaar’ achtte. En De Telegraaf, schrijft de biograaf, ‘stond voor alles wat hij verafschuwde: ordinair, hetzerig, populistisch (…) De Telegraaf “deugde niet” (…) Hij had het gevoel dat hij dat later zijn kinderen niet zou kunnen uitleggen.’
Op 1 april 1968 debuteerde Jan Blokker als columnist in de Volkskrant. Op pagina 7 geselde hij linkse praatjesmakers, rechtse en religieuze gezagsdragers, modegrillen en aanstellers uit met name de ‘zachte sector’:
‘Geen vierkante meter Hollandse bodem of er staat een vormingscentrum, een jeugdhonk, een cultuurhuis dan wel een opvangherberg met een staf onder leiding van iemand die Dirk-Jan of Arnold heet, een baard draagt, de hele dag over communicatiepatronen en tolerantiegrenzen praat, ’s nachts droomt dat hij na een conflict met de Gevestigde Orde wordt geslagen door een paar lederen binken van de motormarechaussee, maar die niet weet wat de sinus van 90 graden is omdat het, zal hij zeggen, in dit leven niet gaat om de sinus, maar om de mens.’
Kwaaie dronk
Voor de lezer leek het erop dat Blokker dit soort tirades in een vloek en een zucht uit zijn typemachine ramde. In werkelijkheid was het een zware bevalling; er ging per column een pakje Caballero doorheen (zonder filter). ‘Stilte!’ Vader werkt’, was de standaardtekst waarmee moeder Anneke de inmiddels vier kinderen vermaande. Haar leven stond volledig in dienst van haar echtgenoot. Die kon nog net een ei bakken, maar de vuilnis buiten zetten was al te veel gevraagd. Daar kwam nog bij dat Blokker een kwaaie dronk over zich had en de neiging had vaak verliefd te worden. Cox Habbema reisde hij tot in Berlijn achterna.
Van iemand die zichzelf nauwelijks in de hand kon houden zou je niet verwachten dat hij aan anderen leiding zou kunnen geven. Maar als journalistiek manager heeft Blokker zowel de VPRO als de Volkskrant onschatbare diensten bewezen. Zijn boodschap voor beide organisaties was: hou op met verkondigen en ga journalistiek bedrijven. Bij de VPRO werd Blokker in 1968 programmadirecteur televisie. Hij haalde talenten als Hans Keller en Roelof Kiers binnen, schiep een sfeer van solidariteit en gezelligheid, bemoeide zich met alles en maakte geen onderscheid tussen rangen en standen.
Hij ontwikkelde een eigen aanpak van documentaires onder het motto ‘op het juiste moment op de verkeerde plaats’: sfeerreportages op locatie in plaats van de geijkte aanpak van actualiteitenprogramma’s. Berichten uit de samenleving, Het gat van Nederland en Diogenes waren spraakmakend en vernieuwend.
Als adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant (1979-1984) bestreed hij de ‘getuigenisjournalistiek’ die vooral op de Haagse redactie welig tierde: men koos partij vóór Joop den Uyl en tegen Dries van Agt. Bij een brand, hield hij de redacteuren voor, moet je niet gaan blussen, maar kijken hoe anderen dat doen – en dat vervolgens nauwgezet noteren.
Omdat de krant groeide en bloeide, kon Blokker een hele generatie jong talent aannemen. Wie met geitenwollen sokken kwam solliciteren, werd meteen weggestuurd.
Ook bij de krant was Blokker vooral op de redactievloer te vinden; zittend op een omgekeerde prullenbak praatte hij op de redacteuren in.
Slopend was het wel, de werkdagen van tien uur in de ochtend tot tien uur ’s avonds – terwijl de column gewoon doorging. Na vijf jaar was Blokker opgebrand. Hoofdredacteur Harry Lockefeer ontwierp een dienstverband met behoud van pensioenrechten, met als tegenprestatie twee columns per week, één boekenstuk per week plus elke maand een of twee reportages of interviews.
Haperende longen
Het was een regime dat Blokker nog twintig jaar zou volhouden. Zijn hart en zijn longen begonnen te haperen, maar daarmee viel hij zijn lezers niet lastig. Als angry old man vloog hij wel steeds vaker uit de bocht. Sonja Barend een gratenkut noemen, Pim Fortuyn gelijkstellen aan Benito Mussolini, was dat echt nodig? Ook bij zijn recensies zag je dat hij het boek niet meer altijd van kaft tot kaft tot zich had genomen. Het leidde tot een spetterend conflict, waarbij zowel de columnist als de hoofdredacteur verminderd toerekeningsvatbaar bleken.
Een paar maanden voor zijn dood publiceerde Blokker wat je zijn testament zou kunnen noemen: Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek. Hij stelt daarin vast dat journalisten tegenover vermeende bedreigingen – van televisie tot en met het internet – altijd eerder bang dan strijdbaar hebben gereageerd, eerder tot capitulatie geneigd dan tot competitie bereid. De gebeten hond is, u raadt het al, de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskrant, Pieter Broertjes. Als u de biografie uit heeft, is Blokkers laatste boek beslist een aanrader.
Jan Blokker jr.: Mannetje van de krant. Een persoonlijke biografie van Jan Blokker, Querido, 384 pagina’s, € 26,99.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!