Wie houden allemaal uw meningen en opinies in de gaten?

ollongren-1132x670
Minister Ollongren wil fake news bestrijden (Bron: Screenshot M, KRO/NCRV)

Uw politieke opvattingen en activiteiten staan volop in de belangstelling. Social mediaplatforms weten veel over wat voor nieuws hun gebruikers lezen en liken. Regering en veiligheidsdiensten willen graag weten welke meningen en opvattingen de burgers er op na houden, om die desgewenst te kunnen ‘corrigeren’. Regeringen en Big Tech werken steeds vaker samen. Kunnen burgers in de toekomst nog onbezwaard hun politieke voorkeur en opinies uiten?

Mediaconsumptie steeds meer digitaal

Nieuws consumeren we in toenemende mate online, vaak via links op Facebook, Twitter of Instagram naar nieuwsfilmpjes en (gratis) artikelen uit kranten en tijdschriften. Veelgebruikte zoekmachines als Google Search of Bing van Microsoft bepalen bovendien welke zoekresultaten bovenaan komen als een gebruiker bijvoorbeeld de zoekterm ‘Verkiezingen Tweede Kamer‘ intikt. Hoogleraren Egbert Dommering en Nico van Eijk van de Universiteit van Amsterdam waarschuwden al voor de grote invloed van Google in een artikel van Leonoor Kuijk getiteld ‘De Nieuwe Censuur’ in Trouw van 3 juni 2006: ‘mensen worden dus, net als in autoritaire regimes, steeds naar dezelfde bronnen en meningen geleid’. Anno nu bepaalt Google, zoals uiteengezet in 2019 in een White Paper getiteld ‘How Google fights disinformation’, meer en meer zelf welke informatie nieuwswaardig en betrouwbaar is en doet dat aan de hand van ‘bronnen met autoriteit’ zoals overheidsinstanties.

Facebook werkt in de hand dat gebruikers doorklikken naar nieuws dat door Facebookvrienden – of door Facebook zelf – in het nieuwsoverzicht is gestopt. Uitgevers krijgen te maken met richtlijnen voor titels en koppen en met ‘community standards’ tegen aanstootgevend materiaal en haatdragend taalgebruik. Big Tech heeft de distributie van nieuws deels in handen, is daarmee poortwachter van wat u ziet en leest en kijkt bovendien over uw schouder mee.

Politieke macht en invloed van Big Tech

De kopstukken van Big Tech, zoals Jeff Bezos van Amazon, Mark Zuckerberg van Facebook en Eric Schmidt van Google, vormen een kaste van superrijken. In de VS vertaalt zich dat in politieke invloed via donaties aan campagnes van afgevaardigden, senatoren en presidentskandidaten. Schmidt was nauw betrokken bij de succesvolle social media-campagne van Barack Obama in 2008. Voormalige en toekomstige kopstukken van Google hadden tijdens de regeringsperiode van Obama zoveel functies in diens regeringsploeg dat Shoshanna Zuboff spreekt van een draaideur (‘revolving door’).

Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden ziet de monopoliepositie van deze bedrijven inmiddels als problematisch. De Europese Commissie wil via de Digital Services Act (DSA) en de Digital Markets Act (DMA) beperkingen gaan stellen aan gebruik van persoonlijke dataprofielen en wil meer inzicht in hoe tech-bedrijven gebruikers via algoritmen naar content sturen en de opinievorming mede beïnvloeden.

Tegelijk heeft Big Tech invloed op (lokale) overheden doordat ze investeringen meebrengen, cruciaal zijn voor digitale dienstverlening en over kolossale hoeveelheden informatie beschikken. Het verdienmodel van de datareuzen, advertenties en content op maat aanbieden, blijft voorlopig nog wel intact.

Censuurreflex uit machtsbehoud

De Europese Commissie en Europese regeringen – waaronder de onze – zetten sinds 2016 wel hoog in op de bestrijding van desinformatie, nepnieuws en haatdragend taalgebruik (‘hate speech’) online. Guy Verhofstadt schreef begin 2017 in de Volkskrant de dalende populariteit van Merkel tijdens de vluchtelingencrisis in 2015, de uitslag van het Brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk én de opkomst van populistische partijen in Europa toe aan de invloed van ‘Russische desinformatie’.

D66-minister van Binnenlandse Zaken Ollongren stuurt regelmatig brieven naar de Tweede Kamer met omineuze waarschuwingen over beïnvloeding van de verkiezingen. In een Kamerbrief van 16 november 2020 kondigde Ollongren aan een onafhankelijke commissie op te tuigen – met overheidsgeld – die fake news moet herkennen, analyseren en openbaar maken, waarna journalistiek en sociale media aan zet zijn. Tegenover BNR verklaarde Ollongren ‘de kritische en onafhankelijke journalistiek die we in Nederland hebben’ te zien als de eerste verdedigingslinie tegen nepnieuws.

Directeur van de Haagse denktank HCSS Rob de Wijk stelde in een aflevering van Boekestijn en De Wijk op BNR van 18 december 2020 voor een keurmerk voor de betrouwbaarheid van nieuwssites te ontwikkelen. Europarlementariër Paul Tang vond dat geen taak van de overheid. Eerdere pogingen van de Europese Commissie om de betrouwbaarheid van nieuws te beoordelen, via de organisatie EUvsDesinfo, pakten niet gelukkig uit toen achter kritische artikelen over Oekraïne in De Gelderlander en van Chris Aalberts op ThePostOnline een zwarte kruisje kwam te staan. Het zou de dood van de onafhankelijke journalistiek zijn als de staat – of een aan de staat gelieerd – orgaan gaat bepalen wat wel en geen ‘echte’ journalistiek is.

Op de tegenwoordigheid en de impact van nepnieuws valt veel af te dingen. Hoogleraar Mediastudies Mark Deuze zei op 16 december 2020 bij BNR dat nepnieuws minder dan een procent van het mediadieet van consumenten vormt. Een sluitende definitie van desinformatie bestaat niet, tenminste niet één die spinnen, verdraaien en weglaten van informatie door regeringen zelf omvat.

Strafrecht loslaten op opinies?

Een andere door Ollongren voorgestelde route is het verwijderen of strafrechtelijk vervolgen van hate speech, bijvoorbeeld over bevolkingsgroepen. Dat botst al snel op in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens opgenomen grondrechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers zoals ook het IViR (Institute for Information Law) van de Universiteit van Amsterdam aanduidt in het rapport ‘Het juridisch kader voor de verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties’ van december 2019. Wanneer iets hate speech of belediging is, is bovendien erg subjectief. De Franse leraar Samuel Paty en het tijdschrift Charlie Hebdo maakten zich volgens veel moslims schuldig aan hate speech door cartoons van Mohammed te tonen. Aart Brouwer en Margreet Fogteloo legden op 22 juni 2002 al de vinger op de zere plek in hun artikel ‘vrijheid van meningsuiting onder druk’ in de Groene Amsterdammer. ‘Argumenten wijken voor slachtofferschap, meningsverschillen worden vernauwd tot de vraag of de tegenpartij zich strafbaar heeft uitgelaten.’ Politici deden hier in 2002 al enthousiast aan mee en in de ‘woke’-cultuur van twee decennia later zijn de gevoeligheden alleen maar pregnanter.

Ook als, zoals Ollongren voorstelt, de staat het bestrijden van desinformatie aan de journalistiek en de samenleving overlaat zijn er risico’s. Want regeringen horen niet graag felle kritiek op de macht of signalen van onvrede onder de bevolking. Dergelijke meningen heten al gauw ‘kwalitatief laag’, ‘onjuist’ of ‘verdelend’, zeker als ze afkomstig zijn van lager opgeleiden en kansarmen.

Ollongren kan wel tegen BNR zeggen dat er geen ‘Ministerie van Waarheid’ komt, zij en andere ministers geven via uitspraken en rapporten wel luide hints (en hondefluitjes) over wat volgens de staat nepnieuws en desinformatie is. Bestrijding van overheidswege van desinformatie – hoe goed bedoeld ook – is een stap op het pad richting een 21ste-eeuwse variant van de Pravda. In landen als Egypte en Turkije – maar ook in Hongarije – zijn er al intimidaties, vervolging of zelfs gevangenisstraf voor journalisten wegens het verspreiden van ‘nepnieuws’ of het weerspreken van overheidsinformatie.

Publiek debat onder toeziend oog van…

Politie- en veiligheidsdiensten willen ook graag weten wat individuen op social media doen. Debat, opinies en meningsvorming op Twitter, Facebook en YouTube, LinkedIn en discussiesites als Reddit zijn interessant om te monitoren. Wie naar de Verenigde Staten vliegt krijgt een social media-check, want wellicht bent u een terrorist of anderszins gevaarlijk. Met de invoering van de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in 2017 is uitwisseling van gegevens met buitenlandse inlichtingendiensten vergemakkelijkt.

Verontrustender is het problematiseren van opinies en meningen door politie- en veiligheidsdiensten. De coronacrisis heeft dit flink in de hand gewerkt. NRC berichtte op 15 november in het artikel ‘Hoe het leger zijn eigen bevolking in de gaten houdt’ dat een onderdeel van de landmacht zich in 2020 bezig hield met het monitoren van de Nederlandse media, op zoek naar kritiek en afwijkende geluiden over de aanpak van Corona.

En de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid Pieter-Jaap Aalbersberg kreeg een lovend interview in het Algemeen Dagblad van 10 december 2020 met de titel ‘deze man houdt complotdenkers in de gaten’

Aalbersberg begon met te zeggen ‘we zijn een goed eigenwijs volk’ om te vervolgen met ‘wat Corona doet oplichten, is niet nieuw. We hadden al mensen (…) die de overheid wantrouwen.’ De overheid wantrouwen is iets wat Aalbersberg graag corrigeert: ‘Het zijn niet de gepolariseerde flanken die een maatschappij dragen, maar dat grote, stabiele midden. Als je daarvoor zorgt…, als je die goed voorlicht…’ Hoort het bijsturen van opinies en meningen thuis bij de NCTV, toch de Nederlandse variant van het Amerikaanse departement van ‘Homeland Security’? Ook meningsvorming onder Kamerleden heeft zijn belangstelling. Op de stelling van het AD ‘ook politici flirten met complotdenkers’ reageerde Aalbersberg met: ‘Ik vertrouw er wel op dat de Kamer zelfreinigend vermogen heeft.’

Complex van veiligheids- en opsporingsdiensten

De NCTV heeft als crisiscoördinator meerdere rollen waarbij terrorisme, veiligheidsissues en communicatie over Corona door elkaar lopen. Aalbersberg, zo meldde het AD, wandelde de afgelopen maanden iedere dag naar het Torentje om met premier Mark Rutte en het kernkabinet rond de premier te spreken.

Veiligheidsdiensten zetten hun vele bevoegdheden niet alleen in tegen potentiële terroristen. Ook actiegroepen worden geobserveerd – of geïnfiltreerd – door politie en veiligheidsdiensten. De Wiv geeft ook de mogelijkheid journalisten of advocaten te monitoren, mits een rechter daarvoor toestemming geeft. De Commissie van Toezicht voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) laat zich regelmatig zeer kritisch uit omdat de veiligheidsdiensten AIVD en MIVD de bevoegdheden erg ruim nemen. Voorzitter Harm Brouwer stelde in onderzoeksprogramma Argos van 18 oktober 2019 al: ‘De impact van de nieuwe inlichtingenwet is door iedereen enorm onderschat.’

Corona heeft de publieke discussie nog meer verplaatst naar online. Mensen zullen in de toekomst vaker digitaal via apps bijeenkomen om zich politiek te organiseren. Minister van Justitie Grapperhaus onderzocht al de mogelijkheden om versleuteld berichtenverkeer via Whatsapp en Facebook af te kunnen tappen, waar de Tweede Kamer – onder andere D66-Kamerlid Kees Verhoeven – niet enthousiast over was. Wegnemen van anonimiteit op internet en sociale media raakt mensen waarvoor het belangrijk is anoniem te blijven – zoals klokkenluiders en in Nederland woonachtige dissidenten. Nederlandse burgers hebben bovendien – net als bij het in de Grondwet opgenomen briefgeheim – recht op digitale privacy bij politieke activiteiten.

Beeldspraak van verraad en verdenking

Kamerleden Koopmans en Van Wijngaarden van de VVD vroegen de regering op 13 november 2020 om strengere strafbaarstelling – vier jaar gevangenisstraf – van spionageactiviteiten zoals het stelen van bedrijfsgeheimen door China of Rusland. Ze namen daarin in één moeite door opiniebeïnvloeding via desinformatie in opdracht van buitenlandse mogendheden mee, zoals ‘twijfel zaaien over de toedracht van MH17’. Dit naar aanleiding van berichtgeving van onderzoekcollectief Bellingcat op 12 november 2020 (‘The GRU’s MH17 Disinformation Operations Part 1: The Bonanza Media Project’) dat de Russische militaire geheime dienst GRU het piepkleine Rusland-vriendelijke mediakanaal Bonanza Media zou aansturen en van informatie voorzien.

Van Wijngaarden sprak verlangend over de mogelijkheid van preventieve hechtenis. Het is bijna een variant van het strafbaar willen stellen van ‘de vijand moed inspreken’, als waanden de beide Kamerleden zich Dick Cheney na 9/11. Terwijl nauwkeurig onderzoek en voldoende bewijs vereist zijn om vast te kunnen stellen of Nederlanders werkzaamheden verrichten voor buitenlandse inlichtingendiensten. Gezien de gretigheid van politici om zelfs opinies als desinformatie te bestempelen kunnen burgers met een afwijkende mening over gevoelige dossiers als Corona, Rusland en islamitisch terrorisme zomaar – al is het maar in de publieke opinie – in het verdachtenbankje terecht komen.

Politici als Koopmans en Van Wijngaarden zijn wellicht vergeten dat in het recente verleden communistische dictaturen in Oost-Europa en militaire junta’s in Latijns-Amerika zowel journalistiek als meningen die afweken van het overheidsstandpunt ondermijning en spionage noemden. Zou het niet van meer wijsheid en vertrouwen in de democratie getuigen om subjectieve berichtgeving en bewuste propaganda in de openbaarheid te ontzenuwen? Stel u voor dat de Nederlandse regering tijdens de Koude Oorlog pacifisten, actievoerders tegen plaatsing van kruisraketten en communisten als verspreiders van desinformatie was gaan bestempelen. Premiers als Ruud Lubbers hadden destijds toch meer vertrouwen in de eigen overtuigingskracht en onze vrijheden dan de huidige generatie Kamerleden.

Memory hole

In 1984 van George Orwell heeft de staat een ‘memory hole’ ter beschikking, een verdwijnput waarin ongewenst nieuws en ongewenste feiten verdwijnen. Censuur op sociale media onder het mom van bestrijding van desinformatie vertoont soms al vergelijkbare trekken, uiteraard nog imperfect. Dat het account van Wybren van Haga van het in diskrediet geraakte Forum voor Democratie van LinkedIn is afgehaald wegens het verspreiden van desinformatie over Corona wekte onder journalisten enig leedvermaak op, het principe is desondanks zorgelijk. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2020 wilden Twitter en Facebook geen berichten verspreiden over een reportage van de New York Post over corruptie van Hunter Biden, de zoon van (toen nog) presidentskandidaat Joe Biden, omdat het verhaal Russische desinformatie zou zijn. Twitter gooide de account van de New York Post – de oudste krant van de VS – zelfs tijdelijk op slot.

De reguliere journalistiek volgde grotendeels de Tech-bedrijven en wie het verhaal wel bracht kreeg te maken met terechtwijzingen en verdachtmakingen van collega’s. Glenn Greenwald noemde dergelijke journalisten smalend ‘good little authoritarians’. Is het principe van arbitraire nieuwsselectie eenmaal ingevoerd dan kan de gewenning er aan heel snel gaan.

Brave new journalism

Het zijn opvallend genoeg vaak journalisten en commentatoren in de media die schande spreken van ‘gekkies’ en ‘wappies’ op sociale media en hen beschuldigen van het verspreiden van desinformatie. Of die menen te weten wie wel en geen ‘echte journalist’ is. Eric Smit van Follow the Money en voormalig hoofdredacteur van het NOS journaal Hans Laroes vonden Wikileaks-uitgever Julian Assange geen journalist, ondanks diens track record van correcte en voor de Amerikaanse en westerse regeringen zeer pijnlijke onthullingen. Weinig journalisten liggen wakker van diens arrestatie in Londen op verzoek van de Amerikaanse regering. Terwijl Amnesty International opriep de ‘klopjacht op Assange te stoppen’ en de mensenrechtenrapporteur van de Verenigde Naties Nils Melzer aangaf dat de strenge condities van de hechtenis van Assange neerkomen op marteling.

Tijdens de Koude Oorlog en ook na 9/11 was er onder journalisten nog het nodige begrip voor pacifistische of zeer linkse meningen die hard ingingen tegen het overheidsstandpunt van toen. Nu klinkt menig voorheen progressieve journalist als een ijzervreter die de staat en het veiligheidsapparaat aanspoort om desinformatie van de vijand – Rusland, ‘populisten’, complotdenkers – harder aan te pakken. Onthullingen over de talloze onwaarheden die westerse regeringen rond de Amerikaanse inval in Irak in 2003 de wereld in stuurden – over ‘weapons of mass destruction’ – zouden in dit decennium door regering én journalistiek wellicht als nepnieuws of desinformatie zijn bestempeld.

Samenwerking politiek, Big Tech en media

Als deze ontwikkelingen de komende jaren doorzetten ontstaat een informele ‘censuurraad’ bestaande uit de staat, politici, techbedrijven en mediabedrijven. Waarbij ieder zijn eigen belangen heeft. De staat wil meekijken en ongemerkt mee- en afluisteren. Politici willen toegang tot – liefst niet al te kritische – media en potentiële opponenten weren. De tech-bedrijven willen verdienen aan nieuwsconsumptie en online discussie. De mediabedrijven willen toegang houden tot bronnen en ministers en andere kopstukken rond de macht te gast hebben in hun talkshows. Zolang opinies en discussie binnen de lijntjes kleuren is iedereen blij. Behalve de burger.

Want hoe meer samenwerking tussen de zittende regering, Big Tech en de mediabedrijven, hoe meer de burger op afstand komt te staan van het hele complex. Ontevreden burgers zullen hun afwijkende mening minder snel of helemaal niet meer durven te geven. Al is het niet verboden, angst voor afkeurende reacties van hogerhand werkt disciplinerend.

Een vrije pers, maar zeker vrij debat en ongehinderde meningsvorming onder kiezers, zijn een essentiële waarborg tegen willekeur en machtsmisbruik. En vóór het behoud van de pas 100 jaar geleden vervolmaakte democratie. We willen niet toe naar een situatie waarin Mark Rutte permanent via een televisiescherm volgzame burgers toespreekt die angstig thuis zitten.

Geen consensus omdat het moet

Voor zittende politici is het prachtig als Twitter geen manische meningen machine meer is en er op sociale media alleen brave gezagsgetrouwe discussies plaatsvinden. En als televisie, kranten en tijdschriften zich primair bezig houden met het corrigeren en heropvoeden van de burger. Voor de democratie en de civil society is het geen goed nieuws.

Van auteur Coen de Jong verschijnt begin 2021 bij Uitgeverij Blauwburgwal zijn boek over de alwetende ogen die de mensheid in de 21ste eeuw omringen. Meer informatie, ook voor de pers: uitgeverijblauwburgwal@gmail.com.