Hoezo: hogere gasrekening als antwoord op Wilders en Baudet?

Emmen

Is het wel zo verbazingwekkend dat de partijen van Thierry Baudet en Geert Wilders veel meer aanslaan in Emmen dan in Utrecht? In steden aan de rand van het land voelen mensen zich in de steek gelaten door politici die zich wel druk maken over het klimaat, maar niet over wat hen dwars zit. Gevestigde partijen moeten beginnen de kosten en baten van het klimaatbeleid eerlijk uit te rekenen, zegt Eduard Bomhoff.

De nieuwe ‘Atlas voor Gemeenten’ geeft een rangorde aan van de 50 grootste gemeenten van Nederland. Onderaan staat Emmen, zowel voor de economie als voor het wonen: 30 procent van de beroepsbevolking heeft een lage opleiding; bijna tien procent van de jongeren is werkloos; er is weinig aanbod in de kunsten – idem dito restaurants en andere voorzieningen.

Almelo, Enschede, Heerlen, Helmond en Vlaardingen zijn de andere steden met én een zwakke sociaaleconomische positie én weinig aantrekkelijk als woonstad: veel lager opgeleiden, weinig werk in de zakelijke dienstverlening, schaars aanbod om uit te gaan. De lage huizenprijzen in zulke steden reflecteren de geringe aantrekkingskracht.

Onderzoek van Matthijs Rooduijn (Universiteit Utrecht) en Brian Burgoon (UvA) laat zien dat populistische politici stemmen winnen van kiezers die voelen dat ze achterblijven, terwijl de landelijke economie aantrekt. De terrassen in Utrecht zitten deze zomer vol met hoogopgeleide studenten en werkers in de creatieve sector, de banengroei is in Utrecht dubbel zo groot als in de rest van Nederland, participatie van vrouwen in de werkgelegenheid is ook al nummer één.

Ze zijn heus niet gek in Emmen en in Heerlen

En natuurlijk weten ze in Emmen en Heerlen dat Utrecht er beter voor staat dan hun achterblijvende woonplaats. Daarom vissen populistische politici met meer succes naar aanhang in Emmen of Heerlen dan in Utrecht. Bij de provinciale verkiezingen haalden Thierry Baudet en Geert Wilders 30 procent in Emmen en in Heerlen tegen slechts 10 procent in bruisend Utrecht.

Baudet en Wilders laten zich niet bestrijden met elektrische auto’s en evenmin met een hogere aardgasrekening. En zeker niet door de woningcorporaties – groot in Emmen en Heerlen met hoge percentages woningen uit de vroeg-naoorlogse periode – te dwingen om gas te vervangen door elektriciteit.

Niet omdat de kiezers in Emmen en Heerlen niet evenzeer bezorgd zijn over het CO2 probleem als de hoogopgeleiden in Utrecht, maar omdat ze in de achterblijvende delen van Nederland ook economische en sociale zorgen hebben. Onderzoek laat wereldwijd zien dat mensen die zich bezorgd en onzeker voelen over de economische vooruitzichten voor hen zelf en hun kinderen eerder open staan voor populistische propaganda.

Klimaatdrammen helpt niet

Daarom pakt de drammerige stijl van mensen als Diederik Samsom in alle opzichten verkeerd uit. Door elke analyse van kosten en baten weg te wuiven duwt hij politici en aanhangers van VVD en CDA naar een idioot beleid, zoals elektriciteit in plaats van aardgas, terwijl Europa juist meer gas wil. Daar komt steeds meer weerstand tegen. Kiezers die meer zorgen hebben dan alleen het milieu lopen naar Baudet en Wilders.

Veel beter dan GroenLinks en D66 is de uitspraak van Annalena Baerbock, co-hoofd van de Duitse Groenen. Zij zei: ‘De les van de Gilets Jaunes uit Frankrijk is dat we het klimaat niet kunnen redden ten koste van de sociale rechtvaardigheid. We moeten werken aan alle twee.’

Minder wachtlijsten in de gezondheidszorg, meer hulp voor mensen met psychische problemen en meer faciliteiten voor her- en omscholing van werknemers zijn goed om de onzekerheid te verminderen bij al die Nederlanders die kwetsbaar zijn voor de economische gevolgen van de globalisering en de technologische ontwikkeling. Maar daarnaast is er evident ook een regionaal probleem. Veel arme steden in Nederland die slecht scoren voor zowel economie als voorzieningen hebben gemeen dat ze ver buiten de Randstad liggen.

Steevast: de randen van het land

Volgens de ‘Atlas voor Gemeenten’ zijn er zes steden die onderaan scoren voor zowel economie als woonaantrekkelijkheid en voorzieningen: (van onderaf) Emmen, Bergen op Zoom, Almelo, Enschede, Heerlen en Helmond. Die liggen alle zes buiten het economische en culturele centrum van het land. Als Den Helder, Vlissingen en Brunssum meer inwoners hadden, zouden ze ook onderaan de ranglijst bungelen.

Hoe dat regionale probleem aan te pakken is een uitdaging, niet alleen in Nederland, maar overal. Newcastle en overig Noordoost Engeland, Cottbus en grote delen van Oost-Duitsland, Napels en de rest van Zuid-Italië; steeds zijn het arme regio’s waar mensen weg trekken vanwege de gevolgen van globalisering, technologische trends en bezuinigingen op de sociale voorzieningen. Daar vindt het populisme nieuwe aanhang, ook onder jongeren.

Verhuizen of krimp tegengaan?

Dit is het dilemma in simpele termen: moeten we aanmoedigen dat mensen verhuizen van Emmen naar Utrecht (door meer goedkope huizen te bouwen in de Randstad), of moet er meer belastinggeld naar de Hogeschool in Emmen en naar de schouwburg en de dierentuin? Economen zijn het daar niet over eens, maar het is duidelijk dat het internet niet betekent dat iedereen nu overal kan werken, maar juist dat de creatieve, jongere werknemers alleen in de grote stad een goed werkklimaat vinden.

Omdat de regionale ongelijkheid zo moeilijk is aan te pakken, moeten we in elk geval werken aan de zaken waar we weten wat we kunnen doen: minder ongelijkheid en betere hulp met zorg en onderwijs voor de lagere inkomens. In combinatie met kosten-baten analyse op het gebied van het milieu is dat voor de politieke concurrentie een evenwichtige strategie om in te spelen op Wilders en Baudet.