De asielmigrant wordt arbeidsmigrant en werkgevers juichen. Herhaalt de geschiedenis van de gastarbeiders zich?

mENNO
De gastarbeiders die in de jaren 60 werden geworven, zouden tijdelijk in de industrie en de textiel werken. Toen deze sectoren in de jaren 70 werden weggevaagd, bleven ze liever in Nederland. Beeld: Wikipedia.

Het lijkt een open deur. De groei van de Nederlandse economie wordt na enige tijd gevolgd door een groei van de arbeidsmigratie en andersom. Krimpt de economie, krimpt de arbeidsmigratie. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft het verband eerder deze maand in een onderzoek vastgesteld en dan is het een politiek feit.  

Een politiek feit dat dwingt tot politieke besluitvorming. Onlangs zaten bijvoorbeeld twee deskundigen, Hein de Haas en Jan van de Beek, een regelmatige auteur in Wynia’s Week, aan tafel bij de informateurs en de vier partijen om hun visie te geven. De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november vorig jaar was immers ook een anti-migratiestem.

Logica is onverbiddelijk

Het onderzoek van het CPB lijkt niet alleen een open deur, het ís ook een open deur. De logica is namelijk onverbiddelijk. Economische groei lokt extra vraag uit naar arbeidskrachten, de werkloosheid daalt, werkgevers zoeken nieuwe mensen, ook verder weg. En dat kan makkelijk. Er is een grote Europese arbeidsmarkt. Werknemers van buiten Europa zijn ook gemakkelijk te werven, ondanks de regulering op papier, waarover straks meer.

In 2022 telde de NBBU, een van de branche-organisaties van uitzendbedrijven,  984.169 arbeidsmigranten in Nederland. Ongeveer driekwart van hen werkt in de logistiek (zoals distributiecentra), de tuinbouw en de voedingsindustrie. Zogeheten kenniswerkers van buiten de Europese Unie, waarvoor aparte regels gelden, zoals IT-specialisten uit India of Amerikaanse marketingtoppers, zitten niet in deze cijfers. In 2021 woonden er volgens statistiekbureau CBS zo’n 40.000 kennismigranten in Nederland.

De werkplek van de arbeidsmigranten verklaart ten dele de tegenstellingen tussen politieke partijen. In ultrakort bestek: BBB en VVD zien meerwaarde, NSC en PVV willen op de rem trappen.

Ondernemingen en uitzendbedrijven voeren een permanente lobby ten gunste van arbeidsmigratie. In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen trok ondernemer Frank van Gool, oprichter van Otto Workforce, de aandacht met zijn donatie van 100.000 euro aan de VVD. Ná de verkiezingen voerden internationale bedrijven en universiteiten een invloedrijke lobby tegen de versobering van de zogeheten expatregeling, die kenniswerkers een fiscaal voordeel geeft boven hun Nederlandse collega’s.

De komende tijd zullen we opnieuw van de lobby’s horen. Want de arbeidsmarkt blijft krap, de economie is oververhit. Het demissionaire kabinet RutteVier heeft vorige week in de voorjaarsnota, een vooruitblik op de begroting 2025, de raming voor de werkloosheid verlaagd.

Maar er is hulp uit onverwachte hoek. De Raad van State heeft namelijk eind vorig jaar de beperkingen op werk door asielmigranten opgeheven. Het wordt voor werkgevers gemakkelijker om hen in dienst te nemen en dat gebeurt ook. ‘Door de krapte op de arbeidsmarkt is de vraag van werkgevers om arbeidsmigranten voor werk toe te laten groot,’ constateert uitkeringsorganisatie UWV in zijn vorige week gepubliceerde jaarverslag. Het UWV heeft vorig jaar 2.000 tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers verleend. In 2022 waren dat ongeveer 600.

Verschillen vervagen

Je kunt uittekenen wat er nu al gebeurt en gaat gebeuren. Als gevolg van de arbeidsmarktkrapte en de liberalisering door de Raad van State wordt de asielmigrant die wat wil verdienen een arbeidsmigrant. De verschillen tussen deze twee groepen zullen vervagen.

Voorstanders van migratie wezen er steevast op, dat arbeidsmigranten niet alleen een nuttige rol spelen in de economie, maar ook tijdelijk hier zijn. Dat zou hen van asielmigranten onderscheiden. Nog een verschil: asielmigranten worden juist niet aangetrokken door banen. Zij komen naar Nederland in kleinere aantallen dan arbeidsmigranten dus de investeringen in hun opvang en integratie zijn daarom ook minder kostbaar.

Maar als deze twee groepen gaan samenvallen, omdat asielzoekers ook aan de slag gaan voordat zij een verblijfstatus hebben, wat dan? Krijg je dan én hogere aantallen én een (nog?) kleinere kans om een asielaanvraag af te wijzen omdat de betrokkenen al rechten hebben opgebouwd op basis van hun werkstatus?

Deze vragen zijn – afgezien van de groeiende maatschappelijke kosten – extra klemmend omdat berichten over misstanden bij arbeidsomstandigheden en huisvesting plus overtredingen van regels door werkgevers maar niet ophouden. In tegenstelling tot de reuzenlobby pró-migratie zijn de pleitbezorgers van fatsoenlijk werkgeverschap in de praktijk klein duimpje.

Een paar weken geleden berichtte de Arbeidsinspectie bijvoorbeeld over het misbruik van de regeling voor kennismigranten. Er is nauwelijks toezicht op de uitvoering. Werkgevers vroegen en kregen bijvoorbeeld toestemming om kappers, kabelleggers, schoonmakers, betonvlechters, payrollers, horecamedewerkers en nagelsalonmedewerkers in te huren als kenniswerkers.

Geschiedenis herhaalt zich

De ijver van werkgevers om arbeids- en asielmigranten in te huren is eerder vertoond. Eind jaren zestig van de vorige eeuw wierven werkgevers, soms met actieve steun van de overheid, gastarbeiders. De veronderstelling was dat zij tijdelijk in de industrie en de textiel zouden werken. Toen deze sectoren in het daaropvolgende decennium weggevaagd werden, bleven ze liever in Nederland.

De kans op herhaling is zonneklaar. Nederland wil graag een kenniseconomie zijn, maar arbeids- en asielmigranten passen doorgaans niet in dat profiel van een hoogopgeleide, hoogproductieve arbeidskracht.

Mijn gratis tip aan de formatietafel, met dank aan het CPB-onderzoek: beknot de flexibilisering van de arbeidscontracten. Vaste banen en vaste contracten maken Nederland minder aantrekkelijk voor werkgevers die arbeidsmigranten inhuren. En als bonus: politici die daarop hameren nemen hun anti-migratiekiezers serieus én zij versterken hun sociaaleconomisch ‘linkse’ imago vóór meer bestaanszekerheid.

Menno Tamminga  is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!