Inzakkende woningbouw, hoge belastingen, ondermaats onderwijs: de Nederlandse economie wordt ziek gemaakt

WW Bomhoff 24 juni 2023
De Albert Cuypmarkt in Amsterdam. Foto: Wikipedia

De beurskoersen hebben sinds 24 mei de daling van februari en maart dubbel goedgemaakt. Opgelucht gaat de beurs de zomer in, en daarvoor zijn drie redenen:

1. Geen zware recessie. We praten nu over net-wél of net-níet een recessie. Het gaat dan om kleine cijfers achter de komma, en of die net positief of net negatief uitkomen, want officieel is de diagnose ‘recessie’ pas van toepassing na twee opeenvolgende kwartalen van economische krimp.

Wat de uitkomst voor 2023 bij ons en in Duitsland ook wordt, het definitieve cijfer is zeker niet zo zwart als de min 4 procent van 2009 of de min 1 procent van 2012. Een zwak jaar viel te verwachten door de acties van de centrale banken sinds de zomer van 2022: minder geldgroei, hogere rente. Maar niemand kon een jaar geleden voorspellen of een bescheiden economische afzwakking zou volgen, of een heuse recessie.

De inflatie is op zijn retour

2. Geen blijvend hoge inflatie. De inflatie is op zijn retour. De klassieke monetaire analyse van economen als Milton Friedman is dat de doorwerking van anti-inflatiebeleid bij de centrale banken altijd lang op zich laat wachten en dat die vertraagde reacties soms eerder, soms later zichtbaar worden. Wij monetaristen schatten dat de effecten op de economische groei gemiddeld na ongeveer een jaar komen, en de gevolgen voor de inflatie na zo’n twee jaar. De afzwakkende groei is intussen op tijd gekomen en dus lijkt het mij redelijk om een verdere afzwakking van de inflatie te voorzien voor later dit jaar en 2024.

3. Geen lange keten van omvallende banken. Eerder dit jaar gingen in de Verenigde Staten drie banken failliet en daarna nog een grote bank in Zwitserland. Gelukkig is het daar tot nog toe bij gebleven. Wél een enorme blamage voor de toezichthouders en hun regime in de VS, maar een grote opluchting voor de financiële markten.

Het Centraal Planbureau (CPB) voorziet 1,1 procent economische groei per jaar voor 2025-2027. Trek daar de groei van de bevolking vanaf en er resteert een magere half procent per jaar. De hoofdoorzaak is direct zichtbaar in de cijfers: de ramp in de woningbouw. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft zojuist de eigen ramingen verlaagd en voorspelt nu dat de woningbouw dit jaar en in 2024 krimpt met in totaal 15 procent en ook in 2027 (het einde van de voorspelperiode) nog steeds uitkomt onder het niveau van vóór het aantreden van CDA-minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge.

Het EIB ziet wel de bouw van tijdelijke huizen aantrekken tot 40.000 per jaar, maar kan dat goed zijn voor het milieu? Permanente huizen komen erbij in een traag tempo van ongeveer 65.000 per jaar. ‘De aantallen opgeleverde woningen liggen ruim onder de doelstellingen van het kabinet,’ schijft het EIB. Dat is beleefd geformuleerd, want  ‘ruim onder’ betekent helaas ‘de helft’ van wat de minister ons nog steeds voorspiegelt.

Over de toekomst van de woningbouw is geen serieus debat

Deze rampzalige cijfers en de enorme discrepantie tussen de voorspellingen van het EIB en de prognoses van Hugo de Jonge eisen een serieus debat. En dan is het zo jammer dat de zelfbenoemde kwaliteitskrant NRC Handelsblad afgelopen dinsdag een hele pagina wijdt aan de toekomst van de woningbouw, maar uitsluitend de minister aan het woord laat: ‘…blijkt uit een brief van De Jonge…’, ‘…zegt De Jonge…’, ‘De Jonge schrijft…’, ‘De Jonge wil verder…’, ‘…verder wil De Jonge…’, ‘…noemt De Jonge…’, ‘…wil De Jonge zelf aan de telefoon benadrukken…’ (zelfs dát laat geen alarmbel rinkelen bij de NRC-redacteur).

Het EIB publiceert de update van zijn voorspellingen compleet met verwijzingen naar de eigen website, de naam van de woordvoerder, twee telefoonnummers en een email-adres. Allemaal niet genoeg voor de luie NRC-redacteur, die zich kennelijk vooral trots voelde omdat hij de minister te spreken kreeg.

Twee andere redenen om een heel lage economische groei te verwachten, staan in de rapportages van de OESO, de in Parijs gevestigde Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Hoge belastingen in combinatie met de negen verschillende toeslagen die worden afgebouwd zodra mensen meer gaan verdienen, zorgen ervoor dat van een extra euro salaris maar ongeveer 20 cent overblijft.

Dat maakt het voor veel werknemers moeilijk om meer uren te gaan werken. Het kabinet heeft verklaard dat dit probleem te ingewikkeld is om aan te pakken. Annemarie van Gaal pleitte in haar Telegraaf-column al voor een nieuw belastingstelsel met alleen nog kinderbijslag en zonder andere aanvullingen – direct in te gaan voor iedereen die nu achttien jaar wordt en dan in 2024 en later ieder jaar een nieuwe jaargang erbij. De inkomstenbelasting zou dan een stuk lager kunnen. Het is een plan geboren uit wanhoop, maar er is dan ook genoeg reden om wanhopig te zijn. 

De OESO rapporteert ook over het Nederlandse onderwijs. Niet de universiteiten zijn het zwakke punt, maar het lager en voortgezet onderwijs. Drie zaken staan als een paal boven water: de resultaten voor lezen en schrijven gaan achteruit, Nederlandse leerlingen zijn vrijer en onbeschofter dan overal elders en onderwijsdeskundigen zien vooral teleurstellende uitkomsten bij kinderen uit gezinnen met lage inkomens.

Onderwijs vraagt duidelijkheid en discipline

Zelf heb ik alleen drie jaar ervaring als eerstegraads wiskundeleraar op het platteland van Kenia, maar die drie jaar als vrijwilliger beïnvloedden mijn kijk op het onderwijs. Op het platteland waren alle leerlingen zonder uitzondering de eersten in hun familie die Engelse A-levels konden halen – het Kikuyu gebied was hevig getroffen door de Mau Mau-opstand (1952-1960) in de jaren voor de onafhankelijkheid. Discipline is sowieso minder een probleem bij wiskunde dan bij aardrijkskunde of geschiedenis, en mijn Afrikaanse leerlingen luisterden met respect naar de man aan het bord.

De exameneisen waren bekend en bleven ongewijzigd en de leerlingen kwamen naar school om aan die eisen te voldoen. Helemaal niet modieus, maar voorspelbaar en gedisciplineerd. Noem mij maar een ouderwetse leraar die pleit voor duidelijkheid en discipline en met een wantrouwige houding tegenover onderwijsvernieuwingen van instituten waar niemand zelf nog les geeft. Maar kom dan wel met een betere verklaring voor de drie genoemde onderwijsproblemen waar we in Nederland mee kampen.

Een cultuuromslag vergt tijd

Minister De Jonge met zijn slecht gefundeerde prognoses kan snel worden vervangen; fundamentele problemen in het onderwijs vereisen een cultuuromslag en werpen pas jaren later zichtbare resultaten af. Zo’n cultuuromslag is niet aantrekkelijk voor politici want wie daarbij voorop loopt, wordt gauw afgeschoten. En dus zal de OESO de waarschuwingen nog wel een paar keer moeten herhalen, totdat het onderwijs weer ouderwets-degelijk is.

Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de EUR, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!