Is het niet erg onverstandig om het zo populaire bijzonder onderwijs af te schaffen?

CalvinSchukkink 14-6-25
Kinderen op een katholieke basisschool. Beeld: decontrabas.nl.

Het bijzonder onderwijs in Nederland staat geregeld ter discussie. Voor progressieven is het bijzonder onderwijs niet inclusief en divers genoeg, en staat het niet voldoende stil bij waarden als democratie, gelijkwaardigheid en vrijheid. Voor islam-critici is het een gevaar omdat het islamitisch gedachtengoed op scholen vrij spel geeft. Toch is juist het bijzonder onderwijs zeer populair, en heel vreemd is dat niet.

In Nederland zijn er zowel openbare als bijzondere onderwijsinstellingen. Onder het bijzonder onderwijs vallen alle scholen die vanuit een bepaalde geloofsovertuiging of een speciale onderwijsfilosofie lesgeven. De populairste bijzonder onderwijsscholen zijn de rooms-katholieke scholen (ca. 30,3 procent van het totale aantal basisscholen) en de protestants-christelijke scholen (ca. 29,6 procent). De overige bijzondere scholen, waaronder de islamitische en de hindoeïstische scholen, en de scholen met een speciale onderwijsfilosofie, zoals Dalton-, Montessori-, Jenaplan- en Freinetscholen, maken 9,5 procent uit van de basisscholen.

Bijzonder en openbaar onderwijs

In totaal valt ongeveer 70 procent van de basisscholen onder het bijzonder onderwijs, en van de middelbare scholen vallen er 1000 van de ongeveer 1500 middelbare scholen onder het bijzonder onderwijs. Ongeveer 7 op de 10 leerlingen bezoekt een ‘bijzondere’ school binnen het primair of voortgezet onderwijs.

Het openbaar onderwijs wordt gekenmerkt door het juist níet hebben van een leidende levensbeschouwing of religie. Deze onderwijsinstellingen betreffen de overige 30 procent in het basisonderwijs en de 500-600 middelbare onderwijsinstellingen.

Sinds 1917 is het bijzonder onderwijs grondwettelijk (artikel 23 van de Grondwet) financieel gelijkgesteld aan het openbaar onderwijs, wat inhoudt dat de overheid evenveel subsidies verleent aan bijvoorbeeld christelijke en islamitische scholen als aan openbare basisscholen.

Hoewel de bijzondere onderwijsinstellingen qua aantal nog altijd de meest populaire scholen zijn, zijn ze niet gevrijwaard van publieke en politieke weerstand. Voornamelijk vanuit progressieve hoek klinkt al lange tijd een oproep om het bijzonder onderwijs en de vrijheid die bijzondere scholen hebben aan banden te leggen.

Een van de voornaamste redenen die progressieven aanhalen tegen het bijzonder onderwijs is dat vooral de religieuze scholen haaks staan op het gelijkheidsbeginsel (artikel 1 Grondwet), dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of andere gronden verbiedt. Dat christelijke (protestantse en katholieke) en islamitische basisscholen bepaalde waarden uitdragen zoals het afwijzen van homoseksualiteit en van seksuele omgang voor het huwelijk, komt niet overeen met de cultuur van diversiteit en het ‘trots’ zijn op de verschillende seksuele voorkeuren en ervaringen.

Identiteitsverklaringen

De partijen die gekant zijn tegen het bijzonder onderwijs hebben zich lange tijd gericht op de identiteitsverklaringen in het bijzonder onderwijs: wanneer ouders hun kind op een christelijke school willen doen, wordt hun gevraagd een ‘identiteitsverklaring’ te ondertekenen, waarin zij de identiteit van de school erkennen. Het onderschrijven van een christelijke identiteit, en daarmee dus ook uitdragen dat homoseksualiteit in het christendom wordt afgewezen, gaat in tegen de seksuele moraal van de progressieven. Partijen als D66, GL/PvdA en VOLT pleiten mede hierom voor de afschaffing van het bijzonder onderwijs, dan wel een strenge overheidscontrole op deze onderwijsinstellingen.

D66 wil ‘radicale gelijkwaardigheid’ binnen het onderwijs, en wil iedere school een acceptatieplicht opleggen, zodat scholen geen leerlingen kunnen weigeren op basis van religie of een andere levensbeschouwelijke grond. VOLT eist een stop op de financiering van religieus onderwijs, en ook GL/PvdA meent dat artikel 23 van de Grondwet moet worden ‘gemoderniseerd’.

Recordaantal nieuwe islamitische scholen

In 2026 zullen maar liefst negen nieuwe islamitische basisscholen worden geopend, het hoogste aantal in één jaar. Een overwinning voor moslims in Nederland, waar er naar verluidt inmiddels ongeveer een miljoen van zijn. Daarbovenop krijgt de provincie Flevoland haar allereerste islamitische middelbare school: in Almere komt een islamitische mavoschool, die vermoedelijk in 2026 haar deuren opent. Als de islamitische basisscholen daadwerkelijk van start gaan, telt Nederland er in 2026 ongeveer honderd. Uit cijfers van DUO blijkt dat het aantal leerlingen op islamitische scholen tussen 2009 en 2019 met 60 procent is toegenomen. Dat percentage zal nu vele malen hoger liggen.

(Centrum-)rechts nu ook tegen artikel 23 Grondwet

De toename van het aantal islamitische scholen zorgt ook bij de van oudsher ‘conservatieve’ en ‘klassiek-liberale’ partijen voor een zekere afkeer van het bijzonder onderwijs, omdat dat ook toestaat dat moslims vanuit hun geloofsovertuiging lesgeven aan jonge kinderen. Mede naar aanleiding van de rellen in Amsterdam in november 2024 en de radicalisering van veel moslims in Nederland liet VVD-leider Yesilgöz weten dat ‘religie niet thuishoort in de openbare ruimte. Op het moment dat het geloof een georganiseerd of politiek karakter krijgt, zoals het islamisme, dan wordt het echt heel gevaarlijk’.

Sindsdien is de VVD mét de linkse partijen van mening dat artikel 23 van de Grondwet zoals dat nu geformuleerd is niet wenselijk is. Op de site van de VVD wordt het volgende voorgesteld: ‘Scholen krijgen een acceptatieplicht, zodat ze leerlingen niet langer mogen weigeren op basis van geloof, seksuele oriëntatie of andere kenmerken. Scholen mogen ook niet eisen dat leerlingen een identiteitsverklaring ondertekenen. We wijzigen artikel 23 van de Grondwet, zodat de vrijheid van onderwijs niet het gelijkheidsbeginsel mag ondermijnen.’ Daarmee breekt de VVD met de opvattingen die Bolkestein lang had over de onderwijsvrijheid.

De PVV lijkt eveneens kritisch op artikel 23 van de Grondwet, voornamelijk vanwege de islamitische scholen. Die kritiek is geenszins vreemd, omdat terecht gevreesd wordt dat juist het islamitisch onderwijs de integratie van moslims in Nederland in de weg staat. De islamitische waarden staan haaks op de Nederlandse waarden, en grondwettelijk genieten islamitische scholen dusdanige bescherming dat ingrijpen zonder het bijzonder onderwijs in zijn geheel op te heffen vrijwel onmogelijk is.

Bijzonder onderwijs simpelweg beter

Vanuit verschillende hoeken ligt het bijzonder onderwijs en daarmee de onderwijsvrijheid onder vuur. Dat is best vreemd, aangezien het bijzonder onderwijs over het algemeen kwalitatief beter is dan het openbaar onderwijs dat meent volledig neutraal te zijn. Uit onderzoek (Dijkstra, Dronkers en Karsten, 2004) blijkt dat vooral basisschoolleerlingen op katholieke en protestantse scholen hoger scoren qua onderwijsprestaties dan leerlingen op vergelijkbare openbare scholen – denk aan schooluitval, toetsuitslagen, behaalde diploma’s en het bereikte eindniveau. Dat geldt niet alleen in Nederland, maar vrijwel in alle Westerse landen (België, Frankrijk, Hongarije, Schotland, Duitsland en de Verenigde Staten). Aan geld kan het niet liggen, omdat openbare en bijzondere scholen voor een gelijk bedrag worden gesubsidieerd.

Waarom is het bijzonder onderwijs beter?

Waar liggen die betere leerprestaties binnen het bijzonder onderwijs dan wel aan? Dat komt door verschillende factoren:

Allereerst is nog altijd de veronderstelling dat bijzonder onderwijs meer is toegespitst op de leerling. Kleinere klassen en onconventioneel onderwijs lokken van oudsher mensen met een iets hogere sociaaleconomische en culturele status. Ouders kiezen vaker expliciet voor een bijzondere school omdat openbare scholen als standaard worden gezien.

Ten tweede is de relatie tussen leerling en leraar in het bijzonder onderwijs vaak hechter, wat tot betere schoolprestaties leidt. Op christelijke basisscholen zitten christelijke kinderen (of kinderen van christelijke ouders), en ze trekken daarom ook christelijke leerkrachten aan. De leraren kunnen zich daardoor beter identificeren met de leerlingen en zijn eerder geneigd meer aandacht en tijd in de studenten te investeren. Gelijke raakvlakken betekent hechtere banden betekent betere schoolprestaties.

Ten derde trekken scholen die een bepaalde identiteit uitdragen vaak ouders en kinderen aan die diezelfde waarden onderschrijven, wat bijdraagt aan de betrokkenheid en eenheid. Meer betrokkenheid van de ouders leidt tot betere schoolprestaties van de kinderen. Ouders die deelnemen aan activiteiten van de school of meebeslissen met zeer belangrijke aspecten binnen de school dragen zodoende bij aan de resultaten die de kinderen behalen.

Meer stukmaken dan je lief is

Veel politieke partijen lijken inmiddels kritisch over de onderwijsvrijheid, hetzij omdat die niet voldoet aan de progressieve waarden omtrent diversiteit en seksualiteit, hetzij omdat het (de toename van) islamitische scholen toestaat. Tóch presteert binnen het al zwakke onderwijssysteem het bijzonder onderwijs het best. Op alle fronten scoren leerlingen in het bijzonder onderwijs beter dan leerlingen op openbare scholen. Is het pleidooi voor het volledig aan banden leggen van het bijzonder onderwijs daarmee niet meer stukmaken dan je lief is?

Natuurlijk betekent dat niet dat het islamitisch onderwijs geen probleem is. Integendeel. Hoe we daarmee moeten omgaan, wordt uiteengezet in een volgende editie van Wynia’s Week.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!