Waarom worden slavenhandel en slavernij maar geen geschiedenis? (Slot)

oud-foto-van-kinderen-in-de-fabriek-slavernij
Kinderen in de fabriek.

In 7 wekelijkse afleveringen behandelt de Leidse historicus Piet Emmer de Nederlandse slavernij en slavernijgeschiedenis. Vandaag de laatste aflevering: Waarom denken nakomelingen van kindarbeiders nooit meer aan de ellende van vroeger en sommige nakomelingen van slaven wel?

Hoe komt het toch dat de slavenhandel en de slavernij nog steeds regelmatig opduiken in de pers, als onderwerp van tentoonstellingen (Tropenmuseum, Rijksmuseum), alsmede in publieke discussies zoals over de zwarte Piet? Per slot van rekening is de slavernij in de Nederlandse koloniën bijna honderdvijftig jaar geleden afgeschaft en is de slavenhandel al meer dan twee honderd jaar lang verboden.

De grote belangstelling voor dit specifieke onderwerp is bovendien opmerkelijk, omdat niemand zich druk lijkt te maken over de slavenhandel en slavernij in Afrika, Azië en Indiaans Amerika – met uitzondering van wat experts – noch over de vele andere misstanden uit het verleden.

Kinderwetje

Zo kan ik me niet voorstellen dat het Rijksmuseum binnen afzienbare tijd een tentoonstelling zal maken om de afschaffing van de kinderarbeid te gedenken, hoewel die maatregel heel wat meer mensen in ons land aan een menswaardig bestaan heeft geholpen dan de afschaffing van de slavernij.  

Het “kinderwetje” uit 1874 bepaalde immers dat kinderen onder de twaalf jaar niet in fabrieken konden werken en dat uitsluitend kinderen ouder dan dertien jaar (!) nachtarbeid mochten verrichten. De geschiedenis van de kinderarbeid zou vele miljoenen Nederlanders moeten aanspreken, want vrijwel iedereen met wortels in ons land stamt af van een van de slachtoffertjes.

In vroeger eeuwen konden immers maar weinig Nederlanders het zich financieel veroorloven om hun kinderen niet te laten bijdragen aan het gezinsinkomen. Daarentegen speelt de afschaffing van de slavernij slechts een rol in het verleden van hooguit een half miljoen Nederlanders van Surinaamse of Antilliaanse herkomst.  

Selectief winkelen in slavernijverleden

Dat laatste getal zouden we overigens nog wat kunnen verhogen door daarbij ook die Nederlanders op te tellen, die afstammen van slaven in Nederlands-Indië, Turkije en Marokko. Het is echter maar de vraag of ze daar prijs op stellen gelet op het feit dat de vertegenwoordiger van de politieke partij Denk met veel aanhang onder Turkse Nederlanders in de Amsterdamse gemeenteraad voorstelde op 1 juli 2020 excuses voor de slavernij aan te bieden aan de nakomelingen van de slaven uit …Suriname en de Antillen en dus niet aan Amsterdammers, die afstammen van Turkse slaven. Dat lijkt erop te duiden dat het slavernijverleden van de niet-Westerse landen wel geschiedenis is geworden.    

Het selectief winkelen in het slavernijverleden is overigens niet beperkt tot Denk. Ook de organisatie van Caribische staten, CARICOM stelde in een persverklaring uit 2013 uitsluitende de Westerse landen aansprakelijk voor de slavenhandel en de slavernij inclusief Nederland. De Afrikaanse staten werden niet genoemd, hoewel zonder hun medewerking de Atlantische slavenhandel niet mogelijk was geweest. 

De organisatie vroeg trouwens niet alleen om excuses, maar ook om herstelbetalingen omdat de slavenhandel en slavernij de verre nakomelingen van de slachtoffers onder meer zouden hebben opgezadeld met hoge bloeddruk, een lage eigendunk, analfabetisme, gebroken gezinnen en een tekort aan musea en theaters.

Minste analfabeten in laat gedekoloniseerde landen

Eindelijk lijkt met deze opsomming de nawerking van het slavernijverleden te zijn geconcretiseerd, maar niets is minder waar. Ook in gebieden, waar geen sprake is geweest van Europese slavenhandel en slavernij, komt hoge bloeddruk voor net als analfabetisme, gebroken gezinnen en zijn er weinig culturele instellingen.

Het wordt nog verwarrender als we het percentage analfabeten in de verschillende landen in de Caribische regio vergelijken, want dan blijkt juist Haïti bovenaan te staan, hoewel de slavernij in dat land eerder is afgeschaft dan in de rest van de regio. Bovendien is het percentage analfabeten het laagst in die landen, die laat of helemaal niet zijn gedekoloniseerd. 

Stormram

Blijft de vraag waarom de slavenhandel en de slavernij in ons land maar geen geschiedenis willen worden, terwijl de lange en moeilijke strijd tegen kinderarbeid, de formele en informele discriminatie van vrouwen, homoseksuelen, joden en gehandicapten en de campagne voor betere arbeidsvoorwaarden, hogere lonen, hygiënische huisvesting en een betaalbare gezondheidszorg wel tot het verleden behoren.

Zou het kunnen zijn dat al die nakomelingen van diegenen, die in het verleden onrechtvaardig zijn behandeld, zich gecompenseerd voelen, omdat zij nu in een land leven met volgens internationale lijstjes een van de gelukkigste en meest tevreden bevolkingen ter wereld? Zouden ze daarom niet meer terugdenken aan de ellende van vroeger?  Als dat zo is, dan ervaren een aantal verre nakomelingen van de slaven dat blijkbaar anders en blijven ze daarom de geschiedenis van de slavernij als maatschappelijke stormram gebruiken.    

Meer weten? P.C. Emmer, Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Nieuw Amsterdam, 2019).