Zo betaalt u als burger mee aan het fortuin van miljardairs en grote bedrijven

viesbier
Charlene Heineken staat op nummer 1 in de Quote 500 met 12,8 miljard euro vermogen. Bron beeld: YouTube.

Ranglijsten met de grootste Nederlandse ondernemingen en kapitaalkrachtige financiers zeggen niet alles, maar ze helpen wel om overzicht te krijgen van het bedrijfsleven en economische macht.  

Politieke macht wil graag zichtbaar zijn. Talkshows. Interviews. Publiek debat. Economische macht blijft liever in de coulissen. Hulde dus aan de Quote 500 met de rijkste Nederlanders en de twee lijsten van weekblad EW met de top-500 Nederlandse concerns en de top-200 familiebedrijven. Ze geven samen een inkijkje in het kloppend hart van de Nederlandse economie.

Paspoort en omzet

Hoe rangschik je grote Nederlandse ondernemingen? Criterium één: een Nederlands paspoort. Daarom staan Unilever en Shell niet meer in de lijst. Zij hebben hun hoofdkantoren naar Londen verplaatst.

EW rangschikt de lijst op basis van omzet. Dat speelt handelsbedrijven in de kaart. Zij zijn niet altijd grote werkgevers, maar scoren wel hoge omzetten. Denk aan olie- en gashandel (nummer 1 is Vitol, relatief onbekend, geen banenkampioen in Nederland). Geldhandel (vijf van de tien grootste bedrijven zijn banken of verzekeraars). Detailhandel (supermarktketen Ahold Delhaize staat nummer 2). En handel in agrarische producten, van oudsher een topsector, van kaas tot veevoer.

De keuze voor omzet betekent dat het meest waardevolle bedrijf, chipmachinefabrikant ASML in Veldhoven, pas op de 13de plaats komt. ASML is op de beurs het Nederlandse bedrijf met de hoogste waarde (aantal aandelen vermenigvuldigd met de koers).

Dat is een indicatie van hoge verwachtingen. Chips zitten zowat overal in. ASML is na ING het meest winstgevende bedrijf. Zou je uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling als bepalende factor kiezen, dan zou de fabrikant de lijst aanvoeren.

Beursnotering

Is een beursnotering verplicht voor een toppositie? Nee, maar het helpt wel. Van de vijftig grootste bedrijven op de EW-lijst zijn er 23 beursgenoteerd. Er staan acht bedrijven op met eigenaren in de familiesfeer. Zeven zijn coöperaties, de oer-Nederlandse organisatievorm. De rest is in handen van de overheid, het personeel of grote financiers.

KLM wordt gek genoeg aangemerkt als beursgenoteerd, maar is een dochter van Air France-KLM, dat zelf wel beursgenoteerd is. KLM heeft een eigen plaats op de lijst, maar de Nederlandse dochters van bijvoorbeeld Shell en Unilever niet. Dat komt het inzicht in de grote spelers in de economie niet ten goede.

Scheve schaats

Relatief nieuw is de aandacht voor familiebedrijven. Zij golden als gesloten en stoffig, maar sinds de bankencrisis van 2008/2009 vervullen ze een voorbeeldfunctie van stabiel ondernemerschap. Politici zijn trots op hen. Familiebedrijven kiezen voor de lange termijn, is het verhaal. Ondertussen rijden ze ook gewoon scheve schaatsen, zoals andere grote ondernemingen. Zie de teloorgang van het Blokkerconcern. Zie de fraudeaffaire rond (inmiddels oud-topman) Frits van Eerd van supermarktketen Jumbo.

Vergelijk je de twee EW-lijsten dan valt Heineken op. In de top-500 staat het drankenconcern vermeld als beursgenoteerd, op de lijst van familiebedrijven is Heineken familiebedrijf. Curieus. De familie Heineken is de dominante aandeelhouder van het beursfonds én Charlene Heineken, de dochter van Freddy, is president-commissaris.

Ondernemen loont

De Heinekens zijn ook hét voorbeeld van een familie achter een grote onderneming die de Quote 500 haalt. Charlene Heineken staat daar nummer 1 met 12,8 miljard euro vermogen dat rechtstreeks te herleiden is tot haar Heineken-aandelenbezit. Omdat deze individuele herleidbaarheid niet voor elke familie opgaat, heeft Quote ook een aparte lijst met de 50 rijkste families.

Dáár staat de familie Brenninkmeijer nummer 1, de eigenaren van C&A. Maar het winkelconcern staat niet bij EW op de lijst van grote (familie)bedrijven. C&A weet via een juridische constructie de openbaarmaking van omzet en winstcijfers in Nederland nog altijd te omzeilen.

In de top-10 van de Quote 500 staan vier actieve ondernemers, vier gepensioneerde ondernemers en verder de erfgenamen van twee ondernemers. De rijksten onder ons zijn dus niet allemaal renteniers die het geld beheren van eerdere generaties. Anders gezegd: ondernemen loont.

De drie ranglijsten vieren het succes van ondernemerschap, maar er mist ook iets. Dat is de welwillende steun van de overheid. Het bedrijfsleven kan werknemers in het buitenland rekruteren met een interessant voordeel op de Nederlandse loonbelasting. Dat kost de samenleving 788 miljoen euro. De innovatiebox, die (ook zeer winstgevende bedrijven zoals ASML) een fiscale aftrekpost geeft voor onderzoek en ontwikkeling, kost bijna 2,3 miljard euro. En om de aandeelhouders van familiebedrijven te helpen om de erfbelasting te betalen is er de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling, kortweg: BOR. Dat kost 525 miljoen euro.

De rekenmeesters van het CPB, het Centraal Planbureau, hebben de BOR vorig jaar beoordeeld. Hun conclusie: wel doeltreffend, niet doelmatig. De meeste families hebben genoeg kapitaal achter de hand voor een soepele overdracht naar de volgende generatie. Het is derhalve een terechte vraag of zo’n regeling een publiek belang is. Maar welke politicus zou ‘m durven afschaffen?

Familiebedrijven zijn topknuffels

Daar komt het verschil om de hoek tussen grote bedrijven en familiebedrijven. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateert dat maar 46 procent van de Nederlanders vertrouwen heeft in grote ondernemingen, statistiekbureau CBS kwam zelfs op 36 procent. In tien jaar tijd is het vertrouwensverlies bijna 10 procentpunt. Het SCP verklaart de neergang met uitspraken van ondervraagden als: de top is inhalig en ze zetten kortetermijn winsten voorop.

Hoe dat uitwerkt zie je in de kritiek op prijsverhogingen in supermarkten (‘graaiflatie’). Dat kleeft wel aan het beursgenoteerde Ahold, maar niet aan Jumbo. Familiebedrijven zijn topknuffels.

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad. 

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!