Met Rutte en Kaag wordt het niets met ‘de nieuwe bestuurscultuur’

VERBURGT110921-bestuurscultuur

Vergeet die nieuwe bestuurscultuur. Het was niets, het is niets en het wordt niets. Zolang de huidige hoofdrolspelers in Den Haag de lakens uitdelen, blijft de politiek een op zichzelf gericht instituut.

Het aftreden van het kabinet naar aanleiding van de toeslagenaffaire was geen boetedoening, maar een zo lang mogelijk uitgesteld besluit van machthebbers die hun fouten niet wilde erkennen en hooguit wilden spreken van ‘dingen die vreselijk misgegaan waren’, alsof het om een natuurverschijnsel ging.

In de verkiezingsstrijd werd menig betoog gewijd aan de glanzende toekomst die in het verschiet lag: een nieuwe bestuurscultuur met een redelijke overheid die transparant en vervuld van de menselijke maat ons burgers begripvol bij de hand zou nemen en zou behoeden voor de fouten die in het verleden waren gemaakt.

Vreest niet, het komt goed. Alles.

Deze goede bedoelingen bereikten hun kookpunt toen op 1 april de nieuw gekozen Kamer besloot de duivel uit te drijven en Rutte van alles de schuld gaf. Dat die toevallig met vlag en wimpel de verkiezingen had gewonnen, was een detail dat het exorcistische ritueel niet vermocht te verstoren.

De mens is zwak, politici ook en dus kon het gebeuren dat zo nu en dan toch een foutje werd gemaakt. Een dealtje rond de verkiezing van de Kamervoorzitter, voortgaande lekkages uit het OMT, de aanwijzing van oud-strijders uit de polder tot informateur, een door persoonlijke vetes gestagneerde kabinetsformatie, Kamerleden die benoemd werden tot demissionair staatsecretaris zonder hun Kamerlidmaatschap op te zeggen, een demissionair kabinet dat doet alsof er geen verkiezingen zijn geweest – maar ach wie daarop let, is een kniesoor.

Het gaat om de goede bedoelingen. En die zijn er te over.

We pakken het Document op hoofdlijnen erbij en citeren … O wacht, u weet niet wat het Document op hoofdlijnen is? Dat is het stuk dat Rutte en Kaag van informateur Hamer moesten schrijven om ‘langs de lijnen van de inhoud’ tot een kabinet te komen. Het bleef geheim – want hey, we zijn aan het onderhandelen – en zelfs de mogelijke coalitiegenoten kregen alleen een samenvatting te zien (wat uiteraard niemand gelooft).

Dat stuk, 13 pagina’s lang (bijgelovig zijn ze in elk geval niet), is aan het volk prijsgegeven toen Hamer bij gebrek aan succes opstapte.

Aan de nieuwe bestuurscultuur wordt een hele pagina gewijd, zonder dat deze term wordt genoemd. Ook het paradepaardje van Kaag, ‘het nieuwe leiderschap’, blijft onvermeld.

Dat is pas vernieuwing: zelfs het nieuwe is al weer oud.

Er is een hoofdstukje ‘Het herstellen en versterken van de democratische rechtsorde’ en een tekst met de titel ‘Open politiek voor meer debat, dualisme en rekenschap’.

Laten we er onbevooroordeeld naar kijken.

De democratische rechtsorde heeft barsten opgelopen, staat er om te beginnen. Voorbeelden: de kindertoeslagenaffaire en (mijn woorden) het gedraal en gesol met de aardebevingsslachtoffers in Groningen.

Los van het feit dat er wel heel veel meer voorbeelden te noemen zijn, is het vooral opmerkelijk dat oorzaak, motief noch schuldigen worden benoemd. Het is het bekende natuurverschijnselachtige taaltje, waarin de mens geleid lijkt te worden door onzichtbare en onweerstaanbare krachten.

Hoe het ook zij, dit gedoe heeft het vertrouwen van de burger in de overheid ‘ernstig geschaad’ en dus moet het vertrouwen worden hersteld. Tja, een waarheid als een koe. Mijn auto is gestolen en dus moet de auto worden opgespoord. Maar wat en hoe dan?

Van Kaag hebben we weinig te verwachten want die is niet zo van het vertrouwen. Op 7 september nog verklaarde ze in de Kamer dat ze behalve haar gezin en een enkele vriend niemand vertrouwt. En de ‘radicale ideeën’ van Rutte geven ook weinig houvast. Wat hebben die twee in de zomerperiode eigenlijk gedaan?

Het stuk babbelt ondertussen onbekommerd verder. Vertrouwen is ‘de basis voor de menselijke maat en een overheid die op alle niveaus transparant, bereikbaar, begrijpelijk en aanspreekbaar is.’ Hier zet men koffie en over. De zinsdelen los van elkaar zijn nog te vatten, maar in combinatie is het wartaal. Nog warriger maakt de slotclaus het: ‘En natuurlijk met een sterke rechtspositie voor burgers.’

Kom op, zult u zeggen, het gaat om de goede bedoelingen! Om de menselijke maat. Ook politici, zeker als ze hun gedachten onder woorden proberen te brengen, maken fouten.

We gaan daarom door naar de voornemens om de uitvoering van het overheidsbeleid te verbeteren. ‘Daarbij moet er ruimte zijn om af te wijken als de gevolgen van beleid onevenredig zijn.’ Euh… is het een idee om die gevolgen te vermijden in plaats van te ontwijken als ze zich voordoen? Zo maar een vraag. Je weet namelijk nu al dat de hardheidsclausule, waarvoor hier wordt gepleit, alleen maar leidt tot juridische procedures, ongelijke behandeling en dus uiteindelijk tot het schrappen van die afwijkingsgrond.

‘Iedereen moet persoonlijk in contact kunnen komen met de overheid.’ Dat slaat natuurlijk op ons nationale ‘noodnummer’, de Belastingtelefoon. Ook hier is bereikbaarheid maar ten dele het probleem. Belangrijker zijn de onbegrijpelijkheid, de onvoorspelbaarheid en vaak ook de onredelijkheid van overheidshandelen. Daarom moet een mens helaas en tegen zijn zin contact met de overheid zoeken. Los dát op!

Trouwens, veel overheidsdiensten, ook op gemeentelijk niveau, zijn inmiddels voorzien van prima ‘callcenters’. Prettig, toeschietelijk personeel dat echt probeert te helpen. Echter, achter deze glanzende frontlinie gaat vaak een zwart gat schuil: het ambtelijk apparaat dat vergaderend en burgermijdend zijn werk doet. Hoe vaak heb ik niet gehoord ‘ik zal een terugbelverzoek neerleggen’. Eerder nog zal ik door een bliksemschicht getroffen worden dan door een telefoontje.

Kreupele zinnen

‘Onduidelijk taalgebruik wordt teruggedrongen..’. Van dit soort voornemens word ik altijd bijzonder vrolijk. Ze staan meestal in stukken die krom staan van de kreupele zinnen, geschreven door figuren die als de dood zijn dat ze ook maar een glimp van hun ware bedoelingen of onkunde prijs moeten geven.

Ik ben echt dol op het menselijk tekort, vooral als zich dat combineert met onoprechtheid: zit bij D66 niet de grootste liefhebber van onbegrijpelijk, want woke taalgebruik, mevrouw Van Engelshoven? Pak anders haar handreiking aan de universiteiten er even bij.

Vervolgens staat het stuk stil bij het plan om wetten te beoordelen op ‘eenvoud, hardheid en uitvoering. De menselijke maat wordt versterkt.’ Daar kan niemand op tegen zijn, al was het maar omdat het omgekeerde ondenkbaar is. Bovendien, wie is niet voor vriendschap en vrede? Maar wat, hoe, wanneer? Noem eens een paar wetten die je in de revisie wil stoppen? En hoe die er anders uitgaan zien. Gewoon om te tonen dat het je menens is.

Maar nee, algemeenheden galore!

Het bestrijden van onduidelijk taalgebruik is natuurlijk na één alinea al weer vergeten. We gaan ‘een doenvermogenstoets’ doen. Aha, nee natuurlijk. En ‘een generatietoets’. Oh fijn bedankt.

Terwijl in de echte wereld de afhandeling van de gaswinningsschade en de kindertoeslagschulden volkomen stagneert, toetert het hoofdlijnendocument dat dit ‘zo snel mogelijk plaats vindt.’ En als dat voor de praktische uitvoerbaarheid nodig is, worden de regelingen aangepast. Je zou zeggen: doe het, laat het zien. Maar nee hoor.

Of u wel het gevoel wil krijgen dat uw overheid er alles aan doet om het beschadigde vertrouwen te herstellen.

En zo gaat het maar door. Informatievoorziening aan het parlement? Bij voorrang verbeteren en verruimen, terwijl het kabinet waar Rutte en Kaag in zitten het nog steeds verrekt om honderden WOB-verzoeken over het coronabeleid te beantwoorden en daar zelfs voor naar de rechter gaat.

De positie van de toezichthouders als Rekenkamer en Ombudsman wordt versterkt, maar wat en hoe? U hoort nog van ons, of zoiets.

Het hoofdstuk eindigt met de volkomen lege en gratuite toezegging dat het advies van de Staatscommissie-Remkes wordt opgepakt. O ja? Zijn VVD en D66 opeens voor het corrigerende referendum om maar eens een voorbeeld te noemen? Nooit iets van gemerkt.

Waarom die betuttelende overheid?

Geen begin van een reflectie op de rol van de overheid. Waarom is die zo wantrouwig, zo pietluttig, zo heerszuchtig en vooral zo arrogant om te denken dat ze alles weet dan wel moet bepalen? Geen schim van twijfel of de overheid zich misschien heeft verloren in abstracties als Europa, de planeet en de ongelijkheid in de wereld en tegelijkertijd de nood van de gewone burger negeert of zelfs als verwend afdoet.

De woningnood, de belastingdruk, de onveiligheid, de energienota en ja ook – taboe –  de immigratieproblemen en het criminaliseren van nieuwkomers (zie de toeslagenaffaire) én de autochtone Nederlanders (vanwege hun systemisch racisme – aldus de premier).

Is het eerste hoofdstuk over de nieuwe bestuurscultuur al nauwelijks serieus te nemen, het betoog ‘Open politiek voor meer debat, dualisme en rekenschap’ is helemaal dun bier.

Drie alinea’s waarvan er twee gaan over goede manieren. ‘We keren ons af van retoriek die is gericht op het beschadigen van personen. En zullen ons uitspreken tegen kwetsend en dreigend taalgebruik.’ We moeten ‘goed naar elkaar luisteren’. En ‘als we het oneens zijn, doen we dat met wederzijds fatsoen’.

Paternalistische en holle kreukelzinnen vol burgermansmoraal en weerzin tegen parlementaire straatvechters als Wilders.

Wat heeft dit te maken met de nieuwe bestuurscultuur? Is het probleem van de overheid dat sommigen niet met twee woordjes spreken? Of krijgt de burger hier op zijn kop. Vooral in kringen van D66 leeft veel weerzin tegen ‘dit soort mensen’, de poldervariant van de deplorables van Hillary Clinton.

Berg baart muis

Resteert een passage over kabinet en parlement. Omdat er grote vraagstukken spelen, is ‘krachtige politiek’ nodig. Voor je het weet, zeg je ‘ja’, maar wat is eigenlijk krachtige politiek? Kordate wetgeving, stevig beleid, een zakenkabinet, een hoge kiesdrempel, geen woorden, maar daden, niet teveel inspraak?

Raad u maar. Of beter, u moet het doen met de wankele zin ‘Dit vraagt iets van hoe we met elkaar werken.’ Waarna de dijk die een stuwmeer aan gemeenplaatsen tegenhield, doorbreekt en ons overspoelt met proactief, krachtdadig, transparant, concreet, de buzzwoorden die we al jaar en dag horen.

Dit is het dus. Onze nieuwe bestuurscultuur. U gepresenteerd door de toekomstige premier en vicepremier.

Berg baart muis, muis is dood.