De grootste energieslurpers betalen de minste belasting (en u het meest)

energie

Vorige week kwamen we er achter dat energieleveranciers geen belasting betalen op aardgas en kolen. Die belasting wordt neergelegd bij de consument, met als argument (dreigement?) van Eneco, Essent en Vattenfall dat zij zo’n belasting anders toch wel aan hun klanten zouden doorrekenen.

Zij zijn niet de enige grote bedrijven die zo’n belastingvoordeel genieten. Sterker nog, de grootste bedrijven betalen in Nederland de laagste energiebelastingen. Dit heet een ‘degressief’ belastingstelsel. De inkomensbelasting daarentegen is ‘progressief’: wie meer verdient, komt in een hogere schijf en betaalt per verdiende euro steeds meer belasting.

De energierekening bestaat normaliter voor de helft uit belasting. Tenzij u een grote winkel heeft. Of een fabriek. De tarieven van zowel de energiebelasting als de opslag duurzame energie (die bovenop de reguliere energiebelasting wordt geheven) nemen namelijk af naarmate u meer verbruikt.

Het kabinet verlaagt dit jaar eenmalig de energiebelasting voor huishoudens en kleine bedrijven met 3,2 miljard. Dat moet huishoudens zo’n 400 euro in kosten schelen. Toch liet het CBS vrijdag weten dat, als de hoge gasprijzen aanhouden, de gemiddelde consument dit jaar 1320 euro meer kwijt zal zijn aan energie dan in 2021, een stijging van 110 euro per maand. Dat is meer dan de 40 euro per maand waar Vattenfall eind vorig jaar op rekende en fors meer dan de stijging van 17,50 euro per maand die Eneco en Essent ons voorhielden.

Door de verlaging neemt de verwachte opbrengst van de energiebelasting en van de opslag duurzame energie af van 7,2 naar 4 miljard. Wat gelijk aangeeft hoeveel van de energiebelastingen in een normaal jaar door de kleinste verbruikers worden opgehoest.

Grote slurpers moeten wel wat meer betalen

Het kabinet wil grootverbruikers van gas en stroom over een paar jaar 500 miljoen euro meer energiebelasting laten betalen. De opslag duurzame energie op stroom gaat voor middelgrote verbruikers juist met 500 miljoen omlaag. De grote bedrijven gaan dus meer betalen, middelgrote bedrijven minder.

Maar tenzij de belastingverlaging van dit jaar permanent zou worden gemaakt, blijven huishoudens en kleine bedrijven in het hoogste belastingtarief zitten.

De rechtvaardiging die het ministerie van Economische Zaken en werkgeversbond VNO-NCW voor deze scheve verhouding geven, is dat grote bedrijven anders uit Nederland zullen vertrekken. De meeste bedrijven die wij ernaar vragen ontkennen dat echter.

Het is sowieso een kwestieus ‘argument’. Het ministerie en de ondernemerslobby erkennen immers dat de Nederlandse staat chantabel is, en kleine energieverbruikers en burgers daar de rekening van betalen.

Tot dusver werd de balans steeds schever

Over de eerste 10.000 kilowattuur (kWh) stroom werd in 2021 iets meer dan 9 cent energiebelasting per kWh geheven. Een gezin van vier verbruikt gemiddeld 3.840 kWh stroom per jaar, wat neerkomt op 345 euro energiebelasting. Bijna alle Nederlanders zitten dus in dit eerste, en hoogste belastingtarief. Voor stroomverbruik boven de 10.000 kWh (denk aan een winkelpand) zakt de belasting stapsgewijs naar 5 cent, dan 1 cent, en boven een verbruik van 10 miljoen kWh (dat zijn alleen enorme bedrijven als AkzoNobel, Schiphol en Tata Steel) praktisch naar nul.

De aardgasbelasting is net zo vormgegeven. Tot en met 170.000 m³ – een huishouden verbruikt gemiddeld 1.250 m³ gas per jaar – is het reguliere belastingtarief 36 cent per kubieke meter. Bij een verbruik van minstens 1 miljoen m³ zakt de belasting naar 2 cent, en boven de 10 miljoen m³ naar 1 cent.

Het verschil is de afgelopen jaren groter geworden. De tarieven voor grootverbruikers zijn in twintig jaar nauwelijks of niet verhoogd terwijl die voor huishoudens en kleine bedrijven zijn verdubbeld. In 2002 betaalden we nog 14 cent belasting per kubieke meter aardgas. De belastingtarieven voor elektriciteit zijn sindsdien met bijna 50 procent gestegen.

Kleinverbruikers betalen 60 keer meer dan de grote

Hetzelfde geldt voor de opslag duurzame energie, waaruit subsidies voor biomassa, windmolens en zonnepanelen worden gefinancierd. Op stroom is die voor kleine verbruikers maar liefst 60 keer zo hoog als voor grootverbruikers. En ook die opslag is de afgelopen jaren keer op keer verhoogd.

Tot 2020 werd de opslag gelijk over huishoudens en bedrijven verdeeld. In de praktijk betaalden huishoudens zelfs iets meer: 56 procent van de opbrengst. Inmiddels is het beleid een derde van de lasten bij huishoudens neer te leggen en twee derde bij bedrijven.

Of dat lukt? De voorgenomen verschuiving van 500 miljoen is nog niet meegenomen in de tarieven voor 2021 en 2022, en daar hebben kleine verbruikers niets aan. Er zijn (nog) geen plannen om huishoudens structureel te ontzien.

Nederlanders betalen de hoogste gasprijs

Nederland heeft inmiddels, op Duitsland en Italië na, de hoogste energiebelastingen van Europa, met als gevolg dat Nederlanders de hoogste gasprijzen van Europa betalen. (Met mogelijke uitzondering van de Zweden. Die hebben hun cijfers voor heel 2021 nog niet klaar.)

Wat gebeurt er als we de belastingen gelijk trekken? Allemaal hetzelfde tarief: huishoudens betalen minder, grote bedrijven meer. Het kabinet waarschuwde drie jaar geleden, toen de Partij voor de Dieren hiernaar vroeg, dat ‘grootverbruikers in Nederland’ dan ‘fors zwaarder zouden worden belast’ dan in de ons omringende landen. Dit heeft een negatief effect op de Nederlandse concurrentiepositie.’

Kees Bakhuis, woordvoerder van VNO-NCW, beaamt dat. Multinationals zouden wel eens activiteiten naar het buitenland kunnen verschuiven. ‘Bedrijven bepalen elke keer opnieuw waar de productie het meest efficiënt kan plaatsvinden en kunnen zo op- en afschalen.’

Theoretische angst

Is dat zo? Adviesbureau CE Delft werd in 2021 door het ministerie van Financiën ingehuurd om de effectiviteit van de energiebelasting te toetsen en kwam tot de conclusie dat het ‘bijzonder complex’ is om de energielasten tussen verschillende landen te vergelijken. De vrees van het kabinet en VNO-NCW lijkt vooral theoretisch.

Bedrijven laten zelden weten hoeveel stroom en gas ze verbruiken. Belastingstelsels zijn ingewikkeld. Er gelden in ieder land niet alleen verschillende tarieven, vaak zijn er ook nog eens kortingen voor specifieke sectoren (in Nederland bijvoorbeeld de glastuinbouw).

En om tot een volledig kostenplaatje te komen zouden ook subsidies op hernieuwbare energie moeten worden meegewogen, die ook weer in ieder land anders zijn en regelmatig veranderen. Het is niet zo eenvoudig om uit te rekenen waar je op de lange termijn het voordeligst uit bent. CE Delft kwam er in ieder geval niet uit.

Lukt het bedrijven wel om zo’n berekening te maken? We vragen het twintig van de grootste bedrijven van Nederland.

ASML is helder: nee. De Veldhovense fabrikant van computerchipmachines zegt voor het eerst bezig te zijn met het in kaart brengen van alle energie- en milieuheffingen die zij betalen. ‘Het feit dat wij daar mee bezig zijn, geeft aan dat wij op dit moment dit kostenplaatje nog niet hebben.’ Het is dan ook (nog) geen afweging in eventuele investeringsbeslissingen.

Dat geldt ook voor FrieslandCampina en KPN. Voor hen heeft het geen zin om de energiekosten die zij hier betalen te vergelijken met het buitenland, want zij zijn aan Nederland gebonden. De eerste moet in de buurt van Nederlandse melkveehouders zitten; de tweede beheert het Nederlandse internet- en telefoonnetwerk.

Ook voor baggeraar Boskalis maakt de hoogte van de Nederlandse energiebelasting weinig uit, maar om de tegenovergestelde reden: hun meest energie-intensieve activiteiten zitten al in het buitenland.

Zwijgende bedrijven

De verfmakers van AkzoNobel willen het ons niet vertellen. KLM (overigens ook de grootste ontvanger van coronasteun) heeft geen tijd om het voor ons uit te zoeken. Ahold, Adyen (online betalingen), BAM (bouw en vastgoed), Damen (schepen), DSM (chemie), Heineken, Just Eat Takeaway, Philips, Sif (offshore), Unilever en VDL (auto’s en bussen) reageren niet.

Grote uitzondering zijn de petrochemische bedrijven. Erik Klooster, directeur van de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie, waarschuwt dat de hoogte van de energiebelastingen voor zijn leden – onder meer ExxonMobil, Shell en Vitol – wel degelijk van belang is. Een raffinaderij is niet zo makkelijk te verhuizen. Het risico is volgens Klooster eerder dat bedrijven toekomstige investeringen in het buitenland in plaats van Nederland doen. Zo verschraalt op den duur de Nederlandse industrie.

Andere sectoren die met een hoge energieprijs in de knel komen zijn aluminium en kunstmest. Aluminiumsmelter Aldel heeft de productie inmiddels een half jaar stilgelegd, omdat het met zo’n hoge gasprijs niet kan opboksen tegen concurrentie uit het buitenland.

Energie is niet de enige vestigingsfactor

Adviesbureau PwC maakte in 2020 een zogenoemde ‘speelveldtoets’ voor het ministerie van Economische Zaken waarin de impact van het hele klimaatbeleid op negen sectoren en drie grote bedrijven (Dow Chemical, Yara Sluiskil en de papierfabriek van Smurfit Kappa in Roermond) werd doorgerekend. Daaruit bleek, weinig verrassend, dat hogere energiekosten tot lagere winsten leiden, en dat multinationals makkelijker de overstap naar het buitenland maken dan Nederlandse bedrijven.

CE Delft en PwC merken beide op dat de hoogte van de energiebelasting maar één van de vele factoren is die bedrijven meewegen. De kwaliteit van onze infrastructuur, de hoogte van de winstbelasting, hoe goed Nederlandse werknemers Engels spreken… het is allemaal relevant voor onze concurrentiepositie.

De hoogte van de energiebelasting weegt uiteraard het zwaarst voor de bedrijven die de meeste energie verbruiken. Dat zijn ook de meest vervuilende bedrijven.

Directeur Donald Pols van Milieudefensie noemt het daarom ‘raar’ dat grootverbruikers belastingkorting krijgen. ‘Dat moet precies andersom.’ In plaats van een lager tarief, zouden zij een hoger tarief dan huishoudens en kleine bedrijven moeten betalen. ‘Niet het financiële belang van aandeelhouders moet centraal staan, maar dat van werknemers en burgers, en de leefbaarheid van de planeet. Het subsidie- en belastingsysteem moet die eerlijke omslag stimuleren en niet tegenwerken.’

Dat gaat David Smeulders, hoogleraar energietechniek aan de TU Eindhoven en bekend om zijn kritiek op het anti-gasbeleid van de vorige regering, te ver: ‘We willen natuurlijk niet alle industrie uit Nederland verjagen.’ Maar Smeulders ziet wel, net als CE Delft, ruimte om de tarieven naar elkaar toe te laten groeien, ook ‘als prikkel om efficiënter om te gaan met energie.’

Nick Ottens stelt namens de lezers van Wynia’s Week vragen die in lobbyland Nederland ongemakkelijk worden gevonden. We gaan daar volop mee door. Steunt u deze onafhankelijke journalistiek? Doneren kan HIER. Hartelijk dank!