Bij de onderzoekers van de ‘Dekolonisatie’ van ‘Indië’ stond het veroordelen het begrijpen in de weg

JJvdBERG050322-Indië
Omslagillustratie van ‘Over de grens’ – over Nederlands geweld in toenmalig Nederlands-Indië 1945-1949

De verwachtingen zijn uitgekomen. Inderdaad velt het grote ‘Dekolonisatie’-onderzoek keiharde oordelen over het Nederlandse politieke en militaire optreden in Indonesië. Er wordt geschreven over ‘stelselmatig’ en ‘extreem’ geweld vanuit een nadrukkelijk moralistisch perspectief dat goed past in het huidige maatschappelijke klimaat.

Kolonialisme geldt anno 2022 als verwerpelijk. In het Nederland van 1945 werd daar toch fundamenteel anders over gedacht. Het perspectief van toen komt echter onvoldoende tot zijn recht en wordt overwoekerd door veroordelingen op basis van hedendaagse normen en wijsheid achteraf. Dat is spijtig, zeker omdat het hier een ‘officiële’ geschiedschrijving’ betreft.

Een historicus kan niet anders dan het verleden bezien vanuit zijn eigen morele en tijdsgebonden perspectief. Objectieve geschiedschrijving bestaat niet. Chronologie is nog neutraal, maar wanneer het gaat om oorzaken en gevolgen, omschrijvingen en begrippen, dan slaat de subjectiviteit toe. ‘Men kan de geschiedschrijving opvatten als een geschiedschrijving zonder einde’, schreef de befaamde historicus Pieter Geyl al in 1946.

Die ingebakken subjectiviteit hoeft geen onoverkomelijk bezwaar te zijn. Mits de historicus zijn eigen positie expliciteert en probeert zich desondanks zo goed mogelijk te verplaatsen in het perspectief van de tijdgenoot, met diens morele normen en de toen beschikbare kennis. Wijsheid achteraf, doelredeneringen en anachronismen zijn valkuilen die de geschiedschrijver intussen moet omzeilen.

Dit is niet helemaal gelukt in het belangrijke boek Over de grens. Nederlands  extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog 1945-1949. Deze studie bevat de hoofdconclusies van het omvangrijke, vierjarige onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, Geweld en Oorlog in Indonesië 1945-1950.

Het onderzoek werd verricht door de drie onderzoeksinstituten KITLV (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde), NIOD (Instituut voor Oorlogs- Holocaust- en Genocidestudies) en NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie). De totale opbrengst van dit traject is halverwege februari 2022 gepubliceerd in een hele reeks boeken (in totaal liefst twaalf).

Over de grens is een fraai uitgegeven bundel waarin de auteurs de bevindingen van de diverse deelstudies bij elkaar leggen en in heldere bewoordingen presenteren. De analyse is afgewogen en genuanceerd en het boek bevat een interessante en uitgebreide verantwoording waaruit valt op te maken dat binnen het onderzoeksteam uiteenlopende opvattingen bestaan over de duiding van gebeurtenissen en het hanteren van begrippen. Dit valt zonder meer te prijzen. 

Dat er tijdens het Indonesische onafhankelijkheidsproces op grote schaal sprake is geweest van extreem geweld gepleegd door Nederlandse militairen, staat buiten kijf. Het is lovenswaardig dat daar nu door premier Rutte excuses voor wordt aangeboden. Als er met Nederlandse schadevergoedingen voor nabestaanden nog een nobel (hoewel erg laat) gebaar kan worden gemaakt in Indonesië, dan is dat geld goed besteed. Het grote geschiedenisproject heeft zo een direct maatschappelijk effect.

Dat alles laat onverlet dat toch wel twee bezwaren geformuleerd kunnen worden tegen Over de grens. Die betreffen ook tamelijk fundamentele punten. Daarbij gaat het allereerst over het begrip ‘extreem geweld’, dat ‘stelselmatig’ gebruikt zou zijn. Het tweede bezwaar heeft betrekking op de Nederlandse beleidsbepalers van toen en de opties die er voor hen beschikbaar waren.

Extreem geweld: een onduidelijk kernbegrip

Allereerst over het ‘extreme geweld’. Wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? Bestaat er dan ook ‘gewoon geweld’ en waar ligt precies de grens tussen beide? De term ‘extreem geweld’ speelt een bepalende rol als overkoepelend begrip in Over de grens en in het gehele onderzoeksproject, maar het blijft een onduidelijke, enigszins gekunstelde term. Die ook gekozen lijkt om niet het (juridisch) beladen begrip ‘oorlogsmisdaden’ te hoeven gebruiken.

In de inleiding van hun studie geven de onderzoekers terecht aan dat ‘terminologie ertoe doet’ en dat ‘woorden vaak impliciete betekenissen hebben’. Maar men heeft zich ook zelf niet aan die klem kunnen ontworstelen.

Met ‘extreem’ geweld bedoelen de onderzoekers geweld dat ‘voor een belangrijk deel buiten directe reguliere gevechtssituaties werd toegepast’, ‘zich richt tegen burgers of gevangenen’, plaatsvond zonder ‘directe noodzaak’, en in situaties waarin er sprake was van intensiever en langduriger geweld ‘dan noodzakelijk’. Dit zijn nogal zoekende omschrijvingen die allerlei interpretaties en discussies kunnen oproepen.

De onderzoekers concluderen dat het Nederlandse leger zich ‘stelselmatig’ heeft schuldig gemaakt aan dit ‘extreme geweld’. Dat is een harde conclusie, maar er is spijtig genoeg voldoende aanleiding om die te onderschrijven, zij het met twee kanttekeningen daarbij.

In de inleiding van Over de grens wordt betoogd dat nog maar weinig historici tegenwoordig van mening zijn dat het door Nederlanders gepleegde geweld tijdens de dekolonisatie een kwestie was van losstaande ‘incidenten’. Daarentegen zijn ‘er steeds meer aanwijzingen gedocumenteerd dat het extreme Nederlands geweld wijdverbreid was een structureel dan wel systematisch karakter had’. Dit zal best zo zijn.

Maar een dergelijke passage wekt dan wel de indruk dat deze conclusie op voorhand eigenlijk al vast stond, dus voordat het onderzoeksproject werd verricht. Wat was dan eigenlijk de bedoeling van dit grote en (vanwege de opdracht en de financiering) ook enigszins ‘officiële’ geschiedenisproject? Codificeren van een eigentijdse, antikoloniale visie op het Indonesische dekolonisatieproces?

Wellicht is dit omvattende geschiedenisproject van KITLV, NIOD en NIMH in essentie inderdaad neergekomen op het bij elkaar voegen en nader uitdiepen van bevindingen die op zichzelf al wel bekend waren, en het herhalen van conclusies die al eerder getrokken waren. Dat betekent natuurlijk nog niet dat die conclusies onjuist zouden zijn. Zelf geloof ik ook dat er ‘stelselmatig’ sprake is geweest van ‘extreem geweld’, dat in mijn optiek best zonder terughoudendheid als ‘oorlogsmisdaden’ mag worden betiteld.

Guerillastrijd werkte oorlogsmisdaden in de hand

Daaraan moet dan wel iets worden toegevoegd. Het plegen van oorlogsmisdaden hield ook verband met de wijze van oorlogsvoering. Elke oorlogsmisdaad is er één teveel, en valt nooit goed te praten. Maar het Nederlandse militaire optreden in Indonesië kon snel radicaliseren door het gegeven dat de geregelde Nederlandse strijdkrachten het moesten opnemen tegen veelal in burger geklede guerilla-eenheden die zich bedienden van ‘hit and run‘-overvallen en hinderlagen, om daarna op te gaan in de burgerbevolking of zich te verstoppen in de jungle.

Er was nooit sprake van een duidelijke frontlijn, of van een helder onderscheid tussen burgers en combattanten. Dit veroorzaakte grote stress bij Nederlandse soldaten, en kon uit de hand lopen tot situaties waarin bij twijfel maar het zekere voor het onzekere werd genomen en de trekker werd overgehaald.

Zouden Soekarno en de zijnen hebben gekozen voor een reguliere veldslag met het Nederlandse leger, dan zouden er veel minder burgerdoden zijn gevallen. In de praktijk was dit vanzelfsprekend geen optie voor de Republiek, die dan immers binnen de kortste keren het onderspit had gedolven tegen de veel zwaarder bewapende Nederlanders.

Vermoedelijk zouden de Nederlanders ook deze guerillastrijd uiteindelijk wel hebben gewonnen, zij het ten koste van nog veel meer burgerslachtoffers. Het was internationale politieke druk die een einde maakte aan het Nederlandse bestuur in Indonesië.

‘Tekenen des tijds’

Ook in Over de grens valt de veelgehoorde stelling terug te lezen dat de Nederlandse politieke en militaire leiding ‘de tekenen des tijds’ niet verstond en niet besefte dat de wereld na 1945 fundamenteel was veranderd. Het koloniale tijdperk was voorbij.

Hier ligt de valkuil van ‘wijsheid achteraf’ op de loer. Natuurlijk, voor ons, mensen uit 2022, is dit allemaal zonneklaar. Maar dat lag vlak na de Japanse capitulatie echt anders. Najaar 1945 vond het overgrote deel van de Nederlandse politiek, met brede steun van de bevolking, het volstrekt normaal dat Indië opnieuw door Nederland zou worden bestuurd. Wij zaten daar per slot van rekening al honderden jaren!

Ook het militaire ingrijpen werd door bijna het gehele parlement gesteund. Er bestond een lange traditie van lokale opstanden die uiteindelijk succesvol door het KNIL werden neergeslagen. Al best snel groeide het inzicht dat meer Indonesische autonomie noodzakelijk was, maar ook toen werd nog vastgehouden aan een overkoepelende Nederlandse eindverantwoordelijkheid.

Het boek Over de grens is, net als andere recente publicaties over de Indonesische dekolonisatie, vanuit een antikoloniaal perspectief geschreven. De achterliggende, impliciete boodschap is dat kolonialisme fout is en dat Nederland in wezen niets te zoeken had in Indonesië. Persoonlijk deel ik die opvatting. Als historicus realiseer ik me echter dat deze stelling anno 1945 nog door praktisch geen enkele Nederlander werd onderschreven.

Daarmee was het voor toenmalige kabinetten en koloniale bestuurders geen realistische beleidsoptie. Overigens schaarden ook niet alle Indonesische eilanden zich als vanzelf achter de revolutiebeweging van Soekarno. Veel lokale vorsten stonden in een eeuwenlange traditie van samenwerking met het Nederlandse koloniale bestuur. Zij hadden reden om de revolutiebeweging van Soekarno te beschouwen als een bedreiging voor hun politieke en economische belangen.

Als historicus kun je toenmalige kabinetten en gezagsdragers ter plaatse daarom niet zomaar bekritiseren omdat ze er niet mee akkoord gingen Soekarno en de zijnen het bestuur over Indonesië op een presenteerblaadje aan te bieden. Hadden de politionele acties en het daarmee gepaard gaande extreme geweld voorkomen kunnen worden? Ik weet dat zo net nog niet.

Het boek Over de grens is een belangrijke studie, die aan overtuigingskracht en balans had gewonnen wanneer het perspectief van tijdgenoten sterker was benadrukt en de hedendaagse kritiek meer achterwege was gebleven. De feiten zijn al gruwelijk genoeg, helaas.

Gert Oostindië (e.a.), Over de grens. Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949. Amsterdam University Press, 2022, ISBN 9789463726382. Prijs 39,99 euro. Meer informatie HIER.

De auteur van bovenstaande recensie, historicus Jan-Jaap van den Berg, publiceert regelmatig in Wynia’s Week, veelal over nieuwe geschiedkundige boeken. Andere artikelen van zijn hand vindt u HIER.

Syp Wynia sprak met Bauke Geersing van het genootschap Aurora, dat zich verzet tegen de benadering van het ‘Dekolonisatie’-onderzoek. De VIDEO treft u HIER. Het gesprek is ook te beluisteren als PODCAST. Die vindt u HIER via Spotify of HIER via Applepodcast