Met alleen fatsoen redden politici het niet. Ook Mr. Nice Guy Henri Bontenbal gaat dat merken

De ideale schoonzoon Jan Terlouw, Jan Peter (‘fatsoen moet je doen’) Balkenende, ‘Sint Pieter’ Omtzigt: politici die pronken met hun deugdzaamheid zakken na een tijdje steevast door het ijs. Dat belooft weinig goeds voor Henri Bontenbal.
Toen dit voorjaar Jan Terlouw overleed, werd hij terecht herdacht als de man die een halve eeuw geleden D66 reanimeerde.
De domineeszoon met Veluwse roots volgde in 1973 partijboegbeeld Hans van Mierlo op als fractievoorzitter. D66 zat op dood spoor. Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1974 haalde de partij nog slechts 0,98 procent van de stemmen en op een partijcongres later dat jaar bleek meer dan de helft van de aanwezigen – maar net niet de statutair vereiste twee derde meerderheid – voorstander van opheffing van D66. Toen 1974 op zijn einde liep, stonden de spullen uit het voormalige partijbureau opgeslagen in het huis van de vicevoorzitter en waren er nog slechts 350 betalende leden.
Ideale schoonzoon
Niet lang daarna begon D66 aan ‘de grootste comeback sinds Lazarus’, zoals de Haagse Post later schreef. In nauwe samenwerking met mannetjesmaker Ernst Bakker ging Terlouw zich profileren als ‘het redelijk alternatief’, in het bijzonder voor progressieve kiezers die waren uitgekeken op het dogmatische gedram van PvdA-voorman Joop den Uyl. De D66-leider was anders: moderner, jonger en als het ging om taalgebruik en omgangsvormen een uitgesproken vriendelijke en keurige man. Dat Terlouw in zijn vrije tijd ook nog eens succesvolle kinderboeken schreef (Koning van Katoren, Oorlogswinter), maakte het plaatje van de ideale schoonzoon compleet. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1981 kwam de beloning: zeventien zetels voor D66, een spectaculair succes.
Snel daarna ging het mis. Terlouw liet D66 meedoen aan een coalitiekabinet van CDA en PvdA, hoewel die met hun 92 zetels helemaal geen derde partij nodig hadden voor een meerderheid. In het kabinet namen ook de gezworen vijanden Dries van Agt (premier) en Joop den Uyl (eerste vicepremier) zitting, terwijl D66 werd afgescheept met ministersposten waarop de democraten zich lastig konden profileren.
Het kabinet werd een van de grootste calamiteiten uit onze parlementaire geschiedenis. Slechts acht maanden bleef de regeringsploeg op de been en bij de vervroegde Kamerverkiezingen die volgden, kreeg D66 in 1982 een ongenadig pak slaag: elf zetels verlies, op dat moment de grootste verkiezingsnederlaag uit onze parlementaire geschiedenis. Gedesillusioneerd pakte Terlouw zijn biezen. In de jaren negentig werd hij nog commissaris van de koningin in Gelderland en senator.
Terlouw liet heel pregnant het electorale belang én het electorale risico zien van de factor fatsoen. Maar weinig kiezers waren bij machte om een standpunt van de D66-aanvoerder te noemen. Zijn populariteit had Terlouw primair te danken aan zijn houding, lees: zijn zorgvuldig gecultiveerde imago van Mr. Nice Guy. Toen vervolgens bleek dat hij op het regeringspluche niets voor elkaar kreeg, keerden de kiezers hem massaal de rug toe.
‘Fatsoen moet je doen’
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 meldde zich opnieuw een uitgesproken fatsoenlijke kandidaat: Jan Peter Balkenende, bekend van ‘fatsoen moet je doen’. De legendarisch geworden quote stond in 2001 in het kerstnummer van HP/De Tijd, boven een groot portret van de nieuwe partijleider van het CDA. Geholpen door zijn calvinistische uitstraling werd Balkenende de held van kiezers die na de Fortuyn-revolte verlangden naar rust en stabiliteit. Het ver weggezakte CDA boekte veertien zetels winst en ging na acht jaar Paars op het Binnenhof weer aan de touwtjes trekken.
Balkenende bleef op het regeringspluche langer overeind dan Terlouw. Maar toen in 2010 voor de derde keer een naar hem genoemd kabinet de eindstreep niet haalde, rekenden de kiezers snoeihard met hem af: twintig zetels verlies.
De fatsoenskandidaat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 heette Pieter Omtzigt. Opnieuw ging het om een politicus die het niet in de eerste plaats moest hebben van zijn programmapunten – iets met ‘beter bestuur’ – maar van zijn veronderstelde karaktereigenschappen. In het geval van ‘Sint Pieter’ Omtzigt: eerlijkheid en oprechtheid, precies wat de kiezers na dertien jaar Mark (‘daar heb ik geen actieve herinnering aan’) Rutte waren gaan missen.
Het leverde NSC twintig zetels op. Maar toen de partij van Omtzigt vervolgens ging regeren, bleef daar in de peilingen niets van over. Vervolgens stapten de NSC-bewindslieden vorige week ook nog eens uit het demissionaire kabinet. ‘Beter bestuur’, maar dan als farce.
Retorische vraag
De fatsoenskandidaat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober heet Henri Bontenbal. Het is weer het bekende recept: slechts weinig kiezers kunnen een concreet standpunt van de CDA-leider noemen, maar zijn imago als ideale schoonzoon annex Mr. Nice Guy staat als een huis, ondersteund door gereformeerde looks waar zelfs Balkenende in zijn gloriedagen niet aan kon tippen. ‘In een tijd van onrust en verharding staan wij op. Voor een fatsoenlijk land,’ meldt de website van het CDA.
Hoe het met de fatsoenlijke Henri Bontenbal afloopt zodra hij straks in vak K en misschien ook wel in het Catshuis belandt? Dat is gelet op het voorgaande bijna een retorische vraag.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!