De Marrons in Suriname hadden meer te lijden van stadscreolen dan van blanken

marrons
Marrons in Suriname (tussen 1950 en 1965). Bron: Wikipedia

 In 2001 bracht toenmalig minister Grote Steden- en Integratiebeleid, de D66’er  Roger van Boxtel, een bezoek aan Pikinslee, een bosnegerdorp in het binnenland van Suriname, drie kwartier vliegen van Paramaribo. Het vijfdaagse bezoek van Van Boxtel en zijn delegatie had tot doel kennis te nemen van het slavernijverleden, en om president Venetiaan van Suriname uit te nodigen aanwezig te zijn bij de onthulling van het Nationaal Monument Slavernijverleden op 1 juli 2002 in Amsterdam.                                         

Op het podium van het gemeenschapshuis in Pikinslee – een betonnen vloer met muurtjes en een dak – zitten de regeringsvertegenwoordigers uit Den Haag en die van Paramaribo. In het zaaltje zijn ook een paar rastafari aanwezig die net buiten het dorp marihuana telen. De partijen praten wat met elkaar via de basja, de dorpsomroeper en assistent van de kapitein die het dorp leidt.               

Rastafari

Ten overstaan van een handvol Marrons (nakomelingen van gevluchte slaven) maakt Van Boxtel, namens de Nederlandse staat, zijn verontschuldigen voor de Nederlandse betrokkenheid bij de slavernij en de slavenhandel. Hij krijgt een bescheiden applausje. Eerder die maand had Van Boxtel op de VN-conferentie in Durban (Zuid-Afrika) al ‘deep remorse’ (diepe spijt) betuigd over de slavernij en slavenhandel – in algemene zin, zonder verwijzing naar Nederland.

Na de vertaling van zijn tekst neemt een jonge bosneger, een rastafari, het woord. Zijn verhaal is aanmerkelijk langer en wordt door de dorpelingen met groot applaus begroet. Hij vraagt om Nederlandse steun en geld voor onderwijs, medische voorzieningen en telecommunicatie. Over slavernij geen woord. Het antwoord van Van Boxtel wordt overstemd door een hoosbui die plotseling losbarst. Hoorbaar is alleen de vrolijkheid als de minister de traditionele kledij krijgt aangemeten (verslag op basis van een artikel in NRC van Mark Duursma; 19 september 2001).

Zelfkastijding

Ethische overtuigingen gaven de doorslag bij de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863. Het is niet zo dat de slavenhandel en slavernij buiten de wet zijn gesteld, omdat ze economisch achterhaald zouden zijn. Vanaf 1790 was Suriname sowieso een verlieslatende kolonie, terwijl pas in 1808 de slavenhandel feitelijk is afgeschaft.

Op basis van recent onderzoek blijkt dat er, behalve blanke eigenaren, ook Afro-Surinamers waren met plantages en slaven. Ook het buurland Brits-Guyana, dat tussen 1616 en 1812, een Nederlandse kolonie was, kende Nederlandse plantages waar slaven werden tewerkgesteld. Lange tijd interesseerde het Surinaamse en Nederlandse publiek zich niet voor slavenhandel en slavernij, op een handjevol dominees na, en was het verzet ertegen te verwaarlozen.

Ook rond 2000 speelde het probleem van excuses voor het slavernijverleden in Suriname nog niet, ook al leurde Van Boxtel en zijn D66-partijgenoten ermee.  Er zouden en moesten hoe dan ook excuses worden gemaakt. Een typische vorm van zelfkastijding en zelfreinigend vermogen, waar Nederland heel goed in is.

Financiële compensatie

Afgezien van een enkele column in dagblad De Ware Tijd ontbrak zo’n publiek debat in Suriname, en dat was vreemd voor een land dat door de slavernij is gevormd. Als je in 2000 in Paramaribo er toch een opmerking over maakte, kreeg je als blanke Nederlander (Bakaa) te horen dat juist de vormende rol van de slavernij de verklaring is voor het afwezige debat.

‘Het Surinaamse verleden is te tastbaar om er afstandelijk over te spreken’, kregen de betrokken Nederlanders te horen.  Die informerende rol was en is nog steeds weggelegd voor schrijfster Cynthia McLeod, die als gids fungeert bij tochten door de stad en langs plantages.

En als Nederland zo nodig excuses wilde maken aan de inlandse bevolking, zou daar enige vorm van financiële compensatie aan moeten worden gekoppeld. Dat was ook de boodschap van de dorpelingen in Pikinslee aan de minister en zijn gevolg. Als reactie liet Van Boxtel zijn gehoor weten dat hij zich zou inspannen om binnen het budget van Ontwikkelingssamenwerking nog financiële ruimte te vinden.

Marrons

De excuses over het slavernijverleden waren het voorportaal van een soort koehandel.   In navolging van de Verenigde Staten, waar het debat zich inmiddels in het stadium van wel of geen herstelbetalingen bevindt, is het onderwerp slavernij in vrij korte tijd mondiaal opgekomen. Recente films over het slavernijverleden, documentaires en publieke discussies hebben daarin een niet onbelangrijke rol gespeeld. Landen, zoals Australië, Zuid-Afrika, Nederland en België, willen in het reine komen met hun verleden, en achten het nodig de geschiedschrijving op dit punt bij te stellen. Verzet tegen deze vermeende politieke correctheid leidt tot polemiek, ook in Nederland.

Wat minachting en discriminatie aangaat, hebben de donker gekleurde Marrons, de gevluchte slaven gedurende de periode van slavernij, meer te lijden gehad van de discriminatoire houding van de stadscreolen dan van de blanken. Als zij met de bus uit het binnenland in Paramaribo aankwamen, werden zij door de soldaten van Bouterse uit de bus gehaald en met minachting bejegend.  

Wat kwamen zij in Paramaribo doen? Toch niet om de vrijgekomen baantjes in te pikken van de Surinaamse burgers, die met de laatste vluchten naar Nederland waren vertrokken. De irritaties over en weer leidde zelfs tot een burgeroorlogje tussen de opper-stadscreool Desi Bouterse en opper-Marron Ronnie van Brunswijk.          De twee zouden later politieke kompanen worden.                 

Marrons hebben zichzelf bevrijd

Suriname en de Antillen zijn een etnisch, raciaal gelaagde samenleving. Veel inwoners van beide landen hebben een slavernijverleden, anderen zijn via contractarbeid in Suriname terechtgekomen. Je kunt hun verleden ook in de achternamen terugvinden; zo werden bijvoorbeeld de slaven van de Hollandse plantage-eigenaar De Vries Vriesde genoemd.

Charmantje, een vrijverklaarde slavenvrouw in de Antillen, kreeg de achternaam Aagenwees. Denk ook aan de namen van vrijverklaarde slaven als Venloo, Hooghart of Limburg. De vrijgekomen slaven van een eigenaar uit Amsterdam werden Madrestam genoemd, een anagram.

De situatie rond de slavernij en het verleden is inmiddels, ook in Suriname, wat gewijzigd. Jaarlijks is er op 1 juli een groot feest, het Keti Koti, ter herdenking van de afschaffing van de slavernij. Het is een nationale feestdag.      

Opvallend genoeg namen de Marrons niet deel aan de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij in 2013. ‘Het gaat ons niet aan, wij hebben onszelf bevrijd’, zeiden ze vol trots. De Marrons zien de jaarlijkse viering Keti Koti als een feestje van stadscreolen, de nazaten van in 1863 bevrijde slaven. De Marrons hebben bovendien jarenlang geleefd onder de minachting en discriminatie, niet van de Bakaa (blanken) maar van de stadscreolen. Discriminatie op grond van huidskleur hoeft niet altijd afkomstig te zijn van blanken. Dergelijke feiten wordt algemeen gezien als inconvenient knowledge, een onwelkome boodschap.

Corruptie

Er zijn in dit verband nog wel meer onwelkome boodschappen. Suriname is in de loop der jaren door grootschalige corruptie, wanbeleid en incompetente politici aan de bedelstaf geraakt. Deskundigen hebben uitgerekend dat er op jaarbasis ongeveer 165 miljoen euro door Nederlandse Surinamers naar familieleden en vrienden in Suriname wordt gestuurd, in de vorm van pakketten, geld via de cambio’s, medicijnen, kleding, boeken, tickets etc. Een Surinamer laat weten bijzonder trots te zijn ‘op onze familieleden in Nederland die ons niet in de steek laten’.

Op de corruptie-index staat Suriname op de 87ste plaats, samen met Marokko, Tanzania, Brits-Guyana en Colombia. Het was met name het dictatoriaal regime van oud-legerleider Bouterse dat Suriname  aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Bouterse is vanwege de decembermoorden in 1982 op zestien prominente journalisten, advocaten en critici door de Surinaamse krijgsraad veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, maar hij weet de uitvoering ervan steeds te ontlopen. Vanwege de grootschalige handel in cocaïne is Bouterse in Nederland bij verstek en in hoger beroep veroordeeld tot een celstaf van elf jaar. Thuis beschikte Bouterse over een groot arsenaal aan wapens, waaronder raketwerpers, mitrailleurs en heavy machine guns. Een dienstreis van Desi Bouterse en zijn gevolg naar China werd betaald met gelden uit de valutakasreserves en termijndeposito’s van de Surinaamse burgers, die uit de Centrale Bank onder Robert van Trikt werden gestolen.                             

Van Trikt, ex-baas van de Surinaamse bank,  is recent tot acht jaar celstraf veroordeeld en een boete van 500.000 Surinaamse dollar (21.000 euro). Zijn collega Ginmardo Kromosoeto, directeur van de Surinaamse Postspaarbank, is in januari 2022 tot een celstraf van vijf jaar veroordeeld. In november van dit jaar zijn beide heren, Van Trikt en Kromosoeto,  op humanitaire gronden in vrijheid gesteld. Volgens de huidige  president van Suriname, Chan Santokhi, klimt het land langzaam uit een diep dal.

Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!