Winstgroei bij grote bedrijven, maar ten koste van wie?

MENNO140922-grotebedrijven
Aandeelhoudersvergadering bij Philips. Rechts president-directeur Frans van Houten, die binnenkort voortijdig vertrekt. (Beeld: Philips)

Shell. Unilever. Tata Steel. Vattenfall. KLM. Vertrouwt u hen?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat het vertrouwen peilt in de politiek, media en andere ‘instituten’, kwam begin deze maand met pijnlijke cijfers. De vertrouwenscijfers voor de topmanagers en hun miljardenconcerns zijn nog niet zo slecht als die voor de Tweede Kamer en de regering, maar veel scheelt het inmiddels niet meer.

Nog maar 50 procent van de mensen geeft de regering een cijfer 6 of hoger voor vertrouwen. Dusdanig lage niveaus kwamen maar twee keer eerder voor de laatste twaalf jaar. De grote ondernemingen komen maar nauwelijks beter uit de bus. Zij krijgen van 55 procent van de mensen een vertrouwenscijfer van 6 of meer. Kabinet en grote bedrijven staan daarmee ver achter bij vakbonden (69 procent), tv-nieuws (72 procent) en de rechterlijke macht (75 procent vertrouwen).

Grote ondernemingen stonden jarenlang in aanzien bij ministers en regeringscoalities. Ze golden als steunpilaren van de economie met investeringen, banen en opdrachten aan hun toeleveranciers.

Werkgeversorganisatie VNO-NCW zette die politieke liefde om in een effectieve lobby. Minister-president Mark Rutte (VVD) riskeerde bijna het voortbestaan van zijn derde kabinet om het hoofdkantoor van voedings- en zeepgigant Unilever in Rotterdam te houden. Unilever, Ruttes eerdere werkgever, vertrok.

Het grote publiek deelde toen misschien niet de politieke liefde voor grote bedrijven, de stemming was eerder lauwwarm. Maar nu? Moeten de grote ondernemingen zich zorgen maken over het groeiende wantrouwen?

Ja, om twee redenen.

Boos over topbeloningen

Om te beginnen: de trend is duidelijk negatief. Het vertrouwen in bonden en bedrijven ging jarenlang gelijk op. Maar nu groeit het verschil tussen het vertrouwen in de vakbeweging en dat in de grote ondernemingen, zeg maar: de werkgevers die zijn aangesloten bij VNO-NCW. In het voordeel van de bonden. Opmerkelijk, want de vakbonden zelf zijn, als je kijkt naar het aantal werkenden dat lid wordt, al decennia op hun retour.

Het SCP gaat niet dieper in op mogelijke oorzaken van de neergang van de grote werkgevers. Maar in het rapport kom je, net als in eerdere verslagen, wel verschillende aanknopingspunten tegen. Hoge topbeloningen zijn mensen al jarenlang een doorn in het oog. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld ook in een permanent ongenoegen over inkomensverschillen.

Een nieuwe ontwikkeling is dat niet alleen burgers kwaad zijn op de hoge topbeloningen, maar ook steeds meer aandeelhouders van grote ondernemingen. Eumedion, de Nederlandse club van grote beleggers, zoals pensioenfondsen en geldbeheerders, constateert een voortdurende stijging van het aantal Nederlandse beursgenoteerde bedrijven waar beleggers het oneens zijn met de beloningen van de topmanagers.

Tegenstemmen

Eumedion onderzocht de uitslag van de stemming onder beleggers bij 107 bedrijven. Bij 16 van die bedrijven stemde 20 procent of meer van de beleggers tegen het beloningsverslag, dat gebeurde in 2020 bij tien bedrijven. In 2020 verwierpen beleggers bij twee bedrijven de beloningen, dit jaar bij vijf. De grote beleggers zien inmiddels in dat tegenstemmen niet altijd zoden aan de dijk zet, omdat bedrijven niet verplicht zijn om hun beloningsbeleid te matigen. Dat moet anders.

Dit jaar waren er twee opmerkelijke uitschieters: bij verfgigant AkzoNobel stemde 57 procent van de beleggers tegen het beloningsverslag, bij Philips was dat zelfs bijna 80 procent. De uitslag was een motie van wantrouwen zoals je die zelden ziet tegenover de top van het Nederlandse bedrijfsleven. Philips heeft jarenlang apparaten verkocht tegen slaapapneu die een gezondheidsrisico bleken te hebben. Beleggers schermen met schadeclaims. Topman Frans van Houten vertrekt binnenkort voor zijn contract is afgelopen.

Misère, misère

Burgers én beleggers kijken met groeiende argwaan naar de grote ondernemingen. Maar er is nog een tweede reden dat grote ondernemingen zich zorgen moeten maken. Dat is de nabije economische misère. Recordinflatie, koopkrachtverlies, looneisen, belastingverhogingen en de personeelstekorten bijten het bedrijfsleven. De alom verwachte komende krimp van de economie maakt het alleen maar erger, al treffen inflatie en dalende bestedingen de ene sector harder dan de andere.

Maar wat viel op bij de recente winstcijfers van veel grote ondernemingen? Zij zijn goed in staat om hun resultaten op peil te houden. Grote concerns hebben vanwege hun omvang of vanwege hun eerder investeringen in hun merknaam of vanwege hun cruciale rol in de economie (energie, chipmachines, farma) meer macht om hun prijzen te verhogen dan kleinere bedrijven. Zij hebben ook meer macht om tegen hun toeleveranciers te zeggen: zie zelf maar hoe je de prijsstijgingen betaalt, maar ik doe het niet.

Dat is het heikele punt waar het de komende maanden gaat spannen: zadelen grote ondernemingen, zoals energiebedrijven, consumenten en kleinere bedrijven straks op met de rekening? In dat geval kun je uittekenen wat er gebeurt. Het vertrouwen in grote ondernemingen daalt verder. En wie wordt er op aangekeken als grote ondernemingen deze ruimte krijgen? Het kabinet.

O wacht, dacht de regering: we financieren met de energiemaatschappijen een fonds voor mensen die door de energieprijzen in financiële nood komen. Hebben we weer wat tijd gekocht.

Menno Tamminga publiceert iedere woensdag in Wynia’s Week over economie en bedrijven (en soms een beetje over politiek).

Maakt u als donateur Wynia’s Week mogelijk? Graag! Kijk HIER. Hartelijk dank!