Jongens en meisjes verschillen. Wat is het probleem?

763
Jongens in de knel. Beeld uit SIRE-campagne in 2017.

Louise Fresco, voorzitter raad van bestuur van Wageningen University, is tevens columnist van NRC Handelsblad. In haar column ‘De snelle erosie van onze omgangsvormen’ van 12 juli refereert ze aan een boek van antropologe Margaret Mead (1901-1978) getiteld Sex and temperament in three primitive societies (1935).

Fresco meent dat ‘dit boek de basis vormt voor wat wij tegenwoordig vanzelfsprekend vinden’. Volgens Fresco is er nauwelijks meer discussie over het feit dat de rollen van vrouwen en mannen minder door biologische kenmerken worden bepaald dan door culturele normen en waarden’.

Ze bedoelt te zeggen dat de rolverschillen tussen mannen en vrouwen meer door ‘nurture’ en minder door ‘nature’ bepaald worden. Fresco stelt voorts dat er ‘sinds Mead duizenden (!) studies zijn gedaan die dit bevestigen’. Ze geeft er echter blijk van dat ze geen kennis van die studies heeft genomen.

Dat heb ik wel gedaan, bijvoorbeeld in mijn boek Feminisme op de werkvloer. Ik zal hierna aangeven waarom en hoe Fresco de plank mis slaat. Ik baseer me op recent onderzoek en maak een keuze uit het werk van drie wetenschappers, drie vrouwen.

Eén: Iris Sommer

Onderzoek van psychiater en neurowetenschapper prof. Iris Sommer toont dat er een aanzienlijk psychisch verschil is tussen mannen en vrouwen, anders dan altijd verteld wordt. De verdeling nature versus nurture ligt op 75% aanleg en 25% omgeving.

Mannen doen het beter dan vrouwen in ruimtelijk inzicht, reactievermogen en risico nemen. Ze zijn minder terughoudend, minder neurotisch en bezitten meer eigenwaarde. Ze zijn ondernemender, zie start-ups.

Mannen moeten volgens Iris Sommer met meer begrip en waardering bejegend worden. Zij moeten assertiever zijn en weer betekenis geven aan hun leven, ten gunste van ons aller welzijn.

Sommer schetst in haar boek Het vrouwenbrein (2021) hoe de hersenen van mannen en vrouwen verschillen. Het vrouwenbrein is fors kleiner dan het mannenbrein en hun hersenschors telt liefst zeventien procent minder zenuwcellen. Toch doet hun denkvermogen niet onder voor dat van mannen.

Maar persoonlijkheid en interesses van mannen en vrouwen zijn verschillend. Mannen spelen met ander speelgoed. Het verschil in interesse zit in de kinderen zelf, zegt Sommer. Je ziet het zelfs bij jonge aapjes.

Vrouwen hebben een ander stresssysteem, andere hormonen en een ander immuunsysteem. Sommer beschrijft hoe dat verschillen tussen de seksen veroorzaakt. Haar boek laat zien wat de samenhang is tussen het neurobiologische en het sociaal-maatschappelijke en wijst de weg naar een beter begrip tussen de seksen.

Twee: Griet Vandermassen

‘Wij feministen lazen een hoop teksten, maar nooit iets wat onze opvattingen zou ondermijnen. Wetenschappelijke literatuur over de basis van sekseverschillen vermeden we zorgvuldig. Dat is een menselijke reflex. Het heet bevestigingsvooroordeel. Mensen zoeken vooral informatie op die in hun straatje pasten informatie die er niet in past wordt sowieso verworpen. Die reflex oversteeg ik pas veel later en het zorgde voor een verregaande omslag in mijn mensbeeld en mijn invulling van mijn feminisme. Ik ging me verdiepen in een discipline die door feministen verketterd wordt: de evolutiepsychologie… De natuurlijke mannelijke verlangens, emoties en neigingen hoeven toch niet te leiden tot seksueel wangedrag? We hebben ook zelfcontrole, toch? Feministen verklaren seksueel geweld altijd in termen van macht en dominantie. De man zou de vrouw willen domineren en vernederen. Dat klopt niet.’

Dit schrijft dr. Griet Vandermassen (49), filosofe en evolutionair biologe in haar boek Dames voor Darwin (2019).

Een man die een vrouw dwingt tot seks wordt niet gedreven door overheersing, maar door lust of een verlangen naar seksuele intimiteit. Kijk naar het dierenrijk. Daar zijn geen patriarchale machtsverhoudingen, maar is seksueel geweld ook wijdverspreid.

Niet alle natuurlijke menselijke neigingen zijn ook wenselijk. Dat is de bekende ‘naturalistische dwaling’. Sterven in het kraambed en ziektes zijn natuurlijk. Dat mannen van nature agressiever zijn is ook natuurlijk, maar net zomin wenselijk.

Anderen geen leed en schade toebrengen is een van onze belangrijkste morele principes. In een beschaafde samenleving sturen in eerste instantie die morele principes ons gedrag en de politiek, niet de biologie. We bepalen zelf welke aspecten van de biologie we aanvaardbaar vinden.

Een jammerlijk gevolg van de #MeToo-beweging is dat we in plaats van vrouwen weerbaarder te maken, vrouwen leren om heel snel geshockeerd te zijn. Dan wordt elke seksuele toenadering beladen en wordt het wel heel steriel allemaal. Erotiek en flirten zijn ook belangrijke dimensies. Aldus VanderMassen. Ze kreeg radicaal feministen over zich heen. Daar kon ze natuurlijk op wachten.

Drie: Angela Crott

‘Er is met jongens op zich weinig aan de hand’, stelt dr Angela Crott (1955) in haar boek Van Pietje Bell tot probleemgeval (2013).Crott is oud-onderwijzeres en moeder van twee zoons. In 2011 promoveerde ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het proefschrift Van hoop des vaderlands naar ADHD’er.

Crott schetst het beeld van de jongen aan de hand van opvoedingsliteratuur en onderzoek. Aan de hand van honderd jaar literatuur en haar eigen ervaring als onderwijzeres en moeder van twee zoons, toont Crott onze veranderende samenleving, die typisch jongensgedrag steeds minder waardeert:

‘Jongens hebben geen probleem met ons, wij hebben een probleem met jongens. De eisen die ouders, school en de maatschappij aan jongens stellen doen hun geen goed. Wat hebben jongens wel nodig? Later naar de crèche, stevig ouderlijk gezag, korter en gescheiden onderwijs, en meer begrip voor jongenseigenschappen.’

Jongens hebben het lastig: ze halen lagere cijfers dan meisjes, haken eerder af op school en volgen een opleiding op een lager niveau. Ook hebben steeds meer jongens ADHD en ritalin wordt vaak voorgeschreven. Maar volgens Crott is er met jongens niets aan de hand en bestaat ADHD niet. ‘Geslacht wordt niet sociaal bepaald, maar is een biologisch feit’, meldt het SIRE-rapport van Angela Crott.

Crott: ‘Onderzoek toont aan dat jongens en meisjes biologisch verschillen en dat de geslachtsorganen niet de enige verschillen zijn tussen seksen. Alle organen functioneren anders, ook de hersenen. Ik ben van mening dat de hersenen van veel feministen en genderdeskundigen in de meisjesstand staan. Het lijkt me duidelijk dat het aanzien van de wetenschap achteruitgaat als de feiten er niet meer toe doen en een ideologie, waarbij feiten het moeten afleggen tegen aannames en gevoelens, de gedragswetenschappen infiltreren.’

De campagne van SIRE over jongens heeft heel wat losgemaakt. Vooral feministen en genderdeskundigen hebben van zich laten horen. Ze herhalen hun mantra dat de verschillen tussen de seksen te herleiden zijn tot nurture.

Onderzoek in de neuropsychologie en de biologie, waaruit blijkt dat er wel degelijk zoiets bestaat als natuurlijk jongensgedrag, bestempelen ze als ‘ook maar een mening’.

Dit is volgens Crott zeer kwalijk, niet alleen voor het aanzien van de wetenschap, maar ook voor de jongen, de man, en dus ook voor de vrouw en onze samenleving.

Het boek van antropologe Mead is in 1935 geschreven. Het is ‘ouwe lorum’. De biologische en psychologische wetenschap zijn sindsdien ras voortgeschreden. Fresco doet er goed aan haar kennis up to date te brengen.

Maar wellicht wil ze dat helemaal niet. Spijker mannen als onderdrukkers tegen de muur. ‘De snelle erosie van onze omgangsvormen’ is volgens Fresco de schuld van mannen. Mannen moeten het bij Fresco ontgelden: ze discrimineren structureel volgens haar.

Sommer, VanderMassen en Crott hebben gelijk. Mannen moeten assertiever zijn en weer betekenis geven aan hun leven, ten gunste van ons aller welzijn. Ze moeten zich niet laten ringeloren door discriminerende vrouwenquota en polariserende teksten zoals die van Fresco.

Frits Bosch is auteur van ‘Feminisme op de werkvloer’.