Overal linkse dominees, behalve in de Bijbel. Hoe zou dat toch komen?

De Bijbel is in veel opzichten een blijmoedig boek. Neem het Hooglied, een van de vijf zogenoemde ‘feestrollen’ uit het Oude Testament. Het betreft een verzameling liefdes- en bruiloftsliederen waarin zonder schroom de liefde wordt bezongen. ‘Zijn linkerarm is onder mijn hoofd en zijn rechterarm ontvangt mij,’ zingt de bruid. ‘Uw ranke gestalte is als een palm en uw borsten zijn als dadeltrossen. Ik wil die palm beklimmen en zijn vruchtentrossen plukken,’ antwoordt de bruidegom.
‘Het meisje neemt – opmerkelijk voor de cultuur van die dagen – als eerste het woord. Zij vervult de hoofdrol in dit spel,’ schreef Nico ter Linden, de befaamde predikant van de Amsterdamse Westerkerk, in 2002 in een toelichting. ‘Vrijmoedig en onbevangen zingt zij over de liefde en over haar lichaam, haar wijngaard, haar hof. Men leze deze minnepoëzie als een doorgecomponeerd lied, een zangspel, te zingen op een bruiloft, of zomaar, bijvoorbeeld omdat het lente is.’ Kom daar maar eens om in de Koran, het Boek van Mormon of het scientologische oeuvre van L. Ron Hubbard.
Een ander oudtestamentisch bijbelboek is Prediker. Het staat vol levenswijsheden. ‘Eet uw brood met vreugde en drink uw wijn met een vrolijk hart’, lezen we bijvoorbeeld in het negende hoofdstuk. En: ‘Laten uw klederen te allen tijde wit zijn en olie ontbreke niet op uw hoofd. Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt, al de dagen des ijdelen levens, die Hij u geeft onder de zon.’
Wijn en bier
Ook in het Nieuwe Testament is het regelmatig een vrolijke boel. Bijvoorbeeld op de bruiloft te Kana, waar Jezus op voorspraak van zijn moeder Maria water verandert in uitstekende wijn. De ceremoniemeester weet niet wat hij proeft en denkt dat de bruidegom een vergissing heeft gemaakt: ‘Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard.’
Vrolijkheid en drank horen ook heel erg bij de kerkgeschiedenis. Zo komen in het oeuvre van Maarten Luther (1483-1546) grappen voor over het laten van winden. Bovendien was de legendarische protestantse reformator een groot liefhebber van gerstenat: ‘Wer kein Bier hat, der hat nichts zu trinken’. Vooral Einbecker Bier – uit de voormalige Hanzestad Einbeck, in de deelstaat Nedersaksen – zou bij Luther in hoog aanzien hebben gestaan.
Ook de Franse kerkhervormer Johannes Calvijn (1509-1564), in onze contreien veel invloedrijker dan Luther, was niet vies van alcohol. Wijn is ons door God gegeven om het mensenhart ‘vrolijkheid’ en ‘genot’ te verschaffen, meende hij. Natuurlijk, dronkenschap was verfoeilijk. ‘Maar al is de wijn voor den dronkaard vergif, moeten wij er daarom een afkeer van hebben? Neen, zeer zeker niet. Wij zullen er niet minder smaak in hebben, wij blijven ervan houden.’ Ook, zo memoreerde Émile Doumergue in Le Caractère de Calvin (1931), spotte Calvijn graag met mensen ‘die geen drie glazen wijn achtereen kunnen drinken zonder beneveld te worden’.
Toch maken vooral protestanten – ondanks hun bijbelvastheid en kennis van de kerkhistorie – op de buitenwereld vaak een deprimerende indruk. Zelfs ‘afvalligen’ genieten zelden de reputatie van zonnetje in huis.
Neem Joop den Uyl (1919-1987). De voormalige PvdA-premier, die opgroeide in een gereformeerd middenstandsgezin in Hilversum, brak weliswaar met het ‘geloof der vaderen’, maar nooit met zijn sobere levenshouding.
In 1973 hield Den Uyl zijn beroemdste toespraak. Op televisie kondigde hij een reeks maatregelen aan om het hoofd te bieden aan de door Arabische OPEC-landen tegen Nederland afgekondigde olieboycot. ‘Dat betekent,’ sprak Den Uyl op domineestoon, ‘dat voor het eerst sinds de oorlog een jonge generatie zal kennismaken met distributie en schaarste. (-) We moeten met elkaar beseffen dat we niet kunnen voortgaan met het verbruik van beperkte voorraden brandstoffen en grondstoffen zoals we dat in de laatste kwart eeuw hebben gedaan. Zo bezien keert de wereld van vóór de oliecrisis niet terug.’
Lifestyle-beweging
Er is wel gezegd dat de oliecrisis Den Uyl goed uitkwam. Met de naoorlogse welvaartexplosie en het daarmee gepaard gaande consumentisme kon hij eigenlijk helemaal niet uit de voeten. Louter levensvreugde, dat kon toch niet de bedoeling zijn van ons bestaan? De ascetische Den Uyl voelde zich ongemakkelijk in een Nederland waar materiële voorspoed vanzelfsprekend was geworden. Dat het met die wereld in 1973 voorgoed voorbij leek, vond hij stiekem helemaal niet erg.
De huidige milieubeweging lijkt te kampen met soortgelijke sentimenten. Idealiter zou het een rationele beweging moeten zijn van mensen die milieuproblemen willen oplossen met de minst schadelijke en meest efficiënte middelen. Kernenergie bijvoorbeeld. Of het afremmen van de explosieve bevolkingsgroei. Maar juist die oplossingen zijn taboe.
De milieubeweging, schreef de Leidse oud-wethouder Paul Bordewijk (PvdA) in 2019, gedraagt zich primair als een ‘lifestyle beweging’ die het klimaatprobleem goed uitkomt om de mensheid te laten boeten voor haar zondige gedrag. ‘Gij zult uw afval scheiden, gij zult uw huis verbouwen voor een warmtepomp, gij zult een windmolen in uw achtertuin accepteren.’ Precies de pseudoreligieuze insteek van Den Uyl.
Appelboompje
Kan het ook anders? Maar natuurlijk. Als de milieubeweging dan toch zo graag christelijke trekken wil vertonen, waarom dan niet het optimistische en praktische christendom van bierliefhebber Maarten Luther? ‘Als ik wist dat morgen de wereld ten onder ging, zou ik vandaag nog een appelboompje planten,’ luidt een van zijn apocriefe bon mots.
Daar kunnen onze linkse klimaatdominees nog wat van leren.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat als donateur mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!